donderdag, september 29, 2005

 

Ruimte voor ondernemers platteland

Lokale overheden moeten meer inspelen op de ondernemingsplannen van plattelandsbewoners. Van bovenaf plannen bedenken voor de economische ontwikkeling van het buitengebied heeft weinig zin. Dat staat in een advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) aan het kabinet.

Het advies is opgesteld op verzoek van minister Veerman (LNV). Die wilde weten hoe de overheid de economische ontwikkeling van het platteland het beste kan ondersteunen. De SER stelt vast dat het platteland niet meer overwegend agrarisch is. Boerderijen bepalen nog wel het beeld, maar sectoren als industrie, handel, transport, recreatie en andere dienstverlening zorgen voor nieuwe economische impulsen.
"Ondanks de krimp van de agrarische sector is het platteland niet leeggelopen, zoals elders in de EU'', constateert het adviesorgaan. "Er bestaat veel bedrijvigheid op het platteland. De afname van werk in de agrarische sector is vrij gemakkelijk door de andere sectoren opgevangen. In ons kleine land is bovendien pendel naar nabijgelegen steden goed mogelijk. Wonen op het platteland is voor velen aantrekkelijk.''
Toch zijn er ook problemen. De werkloosheid ligt op het platteland iets hoger dan in de stad en de economische groei is er lager. Kleine dorpen kampen met het verdwijnen van voorzieningen. Daar staat weer tegenover dat bewoners van het buitengebied leven kunnen genieten van een beter milieu en een prettiger sociaal klimaat dan stedelingen. Bron: SER

Samenvatting Ontwerpadvies nr. 05/--: Kansen voor het platteland Het kabinet heeft de SER advies gevraagd over de ontwikkeling van een vitale plattelandseconomie. Kernvraag is hoe de overheid de economische ontwikkeling van het platteland het beste kan ondersteunen, tegen de achtergrond van een veranderend karakter van het platteland. Functies van het platteland Het platteland van Nederland is niet meer overwegend agrarisch. Land- en tuinbouw blijven sterk gezichtsbepalend, maar andere sectoren zijn belangrijke economische dragers geworden. Te denken valt daarbij aan industrie, handel, transport, recreatie en andere dienstverlening. Naast werk biedt het platteland woonruimte en dient het als consumptieruimte van publieke waarden als rust, ruimte en natuur en als voorraadkamer voor water, natuur en biodiversiteit. Het platteland heeft een belangrijke functie voor stedelingen die rust en ruimte zoeken. In aanvulling op en in samenhang met de steden heeft het platteland een belangrijk aandeel in de nationale economie. De afgelopen decennia is het economisch belang van de agrarische sector afgenomen en het maatschappelijk belang van natuur en water(berging) toegenomen. Het belang van recreatie is zowel economisch als maatschappelijk groter geworden. De sectorstructuur van de werkgelegenheid wijkt in de minder verstedelijkte regio’s nauwelijks af van die in de verstedelijkte regio’s. De ontwikkeling van agrarische samenleving naar diensteneconomie heeft zich ook op het platteland voltrokken. Ook in cultureel opzicht hebben stedelijke leefstijlen zich over het platteland verspreid. Geen probleemgebied Het Nederlandse platteland is best vitaal. Burgers en ondernemers blijken goed in staat hun omgeving vitaal te houden. Ondanks de krimp van de agrarische sector is het platteland niet leeggelopen, zoals elders in de EU. Er bestaat veel bedrijvigheid op het platteland. De afname van werk in de agrarische sector is vrij gemakkelijk door de andere sectoren opgevangen. In ons kleine land is bovendien pendel naar nabijgelegen steden goed mogelijk. Wonen op het platteland is voor velen aantrekkelijk. De economische groei blijft in minder verstedelijkte regio’s iets achter bij meer verstedelijkte regio’s en de werkloosheid is er licht hoger. Vanuit het bredere perspectief van de Triple P-benadering (people, planet, profit) blijkt echter dat die nadelen veelal worden gecompenseerd door een betere milieukwaliteit en een beter sociaal klimaat dan in stedelijke regio’s. Het feit dat er geen algemene problemen voor de plattelandsgebieden te benoemen zijn neemt niet weg dat er plaatselijk wel knelpunten zijn. In enkele gebieden betreft dat in hoofdzaak een tekort aan werkgelegenheid, in andere woningnood of het verdwijnen van de laatste voorzieningen uit kleine dorpen en in weer andere het vinden van goede ruimte voor waterberging of het goed opvangen van de vraag naar recreatie. Deze problemen wijzen niet zozeer op een structurele achterstand, maar op het onvoldoende benutten of uitwerken van specifieke kansen in een gebied. Multifunctionaliteit voor een blijvend vitaal platteland Voor vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit moet het platteland evenwichtig ruimte bieden aan verschillende functies. Niet alle functies zijn in hun eentje economisch rendabel. Bovendien maken de ruimteclaims die gepaard gaan met het herbergen van de functies de ruimte schaars. De SER meent daarom dat functiecombinaties – in ruimtegebruik en in voorzieningen – veel kansen bieden. Van belang is simultaan de economische bedrijvigheid te stimuleren, de ecologische en landschappelijke kwaliteit te verhogen en de sociale leefbaarheid op het platteland te bevorderen door combinaties van functies (zoals recreatie en waterberging, landbouw en natuurbeheer) na te streven. Het gaat om innovatieve combinaties van: - waterbeheer; - behoud en versterking van (cultuur)landschappen, natuur en biodiversiteit; - verdere vernieuwing en schaalvergroting in de land- en tuinbouw; - verbredingsactiviteiten van de landbouw (natuurbeheer, zorgvoorzieningen); - bedrijvigheid (en daarmee werkgelegenheid) in industrie en dienstverlening; - voorzieningen voor toerisme en recreatie; - voldoende woningaanbod en basisvoorzieningen voor verschillende doel- en leeftijdsgroepen. Verschillende partijen De diversiteit aan functies brengt met zich mee dat op het platteland verschillende actoren zijn met veelal verschillende en soms strijdige belangen. Voor een vitaal platteland is het nodig dat die actoren worden gemobiliseerd en dat de belangen met elkaar in evenwicht worden gebracht. Daarvoor is ondernemerschap (economische drager bij uitstek), een nieuwe bestuursstijl (gericht op kansen en op betrokken burgers) en gebiedsgerichte ontwikkelingsplanologie (meer ruimte voor maatwerk en multifunctionele oplossingen) nodig. Betrokken ondernemerschap als nieuwe economische drager Het kabinet vraagt de SER naar nieuwe economische dragers die bijdragen aan de vitaliteit van het platteland. Het zoeken naar nieuwe economische dragers wordt niet duurzaam gestimuleerd door deze van bovenaf te benoemen. De SER verwacht meer van het ruimte bieden aan en stimuleren van betrokken ondernemers die inspelen op plaatselijke mogelijkheden en behoeften. Vernieuwend ondernemerschap en betrokken burgerschap gaan hier hand in hand. Vernieuwend en betrokken ondernemerschap is de economische drager bij uitstek voor een vitaal platteland. Betrokken ondernemerschap kan als volgt worden gestimuleerd: - richten op lokale ondernemers die de omgeving kennen. - richten op verbreding van bestaande economische activiteiten; innovatie en werkgelegenheid worden het best bevorderd door gerelateerde bedrijvigheid, dat wil zeggen door spin-offs van bestaande activiteiten. - stimuleren en ondersteunen van startende ondernemers (burgers op het platteland); dit kan ook bijdragen tot een grotere aandacht voor de (sociale) leefbaarheid en tot het vinden van praktische oplossingen voor de (dreigende) verschraling van voorzieningen in kleine kernen. - intensief stimuleren van ondernemerschap op microniveau – direct gericht op het individu – in combinatie met het activeren van regionale netwerken; dit kan barrières als onzekerheid over de kans op succes of gebrek aan kennis, geld of netwerken en ervaring met ondernemen helpen slechten. Concrete combinaties mogelijk maken Multifunctionaliteit kan ook worden gefaciliteerd door concrete functiecombinaties (beter) mogelijk te maken, zoals agrarisch natuur- en landschapsbeheer en combinaties van voorzieningen in dorpen. De SER is voorstander van het opzetten van marktgerichte en gebiedsgerichte systemen voor vergoeding van natuur- en landschapsbeheer door boeren en andere grondbezitters. Gebiedsgericht is nodig om in te kunnen spelen op de bonte diversiteit van uitgangssituaties, regionale behoeftes en ambities. Een marktgerichte vergoeding wil zeggen dat deze niet gebaseerd wordt op agrarisch productieverlies, maar op de ‘marktprijs’ van ‘groene diensten’. De raad ziet dit terug in de projecten van ‘Boeren voor Natuur’, waarbij het ‘produceren’ van natuur en landschap een wezenlijke bijdrage levert aan de verdiensten en de continuïteit van het agrarisch bedrijf. In dit kader kan ook de toegankelijkheid van landbouwgronden voor recreatief medegebruik (zoals wandelen) worden betrokken. De verschraling van voorzieningen in kleine dorpen is op veel plaatsen een serieus probleem. Op veel plaatsen zijn al initiatieven genomen die succesvol in een hoger voorzieningenpeil resulteren – bijvoorbeeld in de vorm van een multifunctioneel dorpshuis. Samenwerking tussen burgers, ondernemers en lokale overheid is cruciaal evenals het gericht vragen van de bevolking naar haar wensen. Multifunctionaliteit biedt vaak oplossingen, maar problemen zijn soms het ontbreken van budget voor onderhoud en beheer van het gebouw en het feit dat hoe multifunctioneler een gebouw is, des te complexer de regelgeving (bouwvoorschriften, arbowetgeving). Interactieve bestuursstijl De vernieuwing van het platteland krijgt vooral van onderop – door boeren, burgers en buitenlui – gestalte. Aan initiatieven van burgers en ondernemers moet voldoende ruimte geboden worden door de lokale overheden. Dat vraagt om het doorbreken van beleidsverkokering, stroomlijning van administratieve procedures en om het versterken van de professionaliteit van uitvoerende ambtenaren. Daarnaast is experimenteerruimte gewenst voor nieuwe zaken en moeten overheden goed inspelen op wensen en mogelijkheden van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Het openbaar bestuur moet een nieuwe balans vinden tussen de klassieke beleidsbepalende en toezichthoudende rol van de overheid ( government ) en een meer stimulerende en ontwikkelingsgerichte rol ( governance). Veel burgers voelen zich aangesproken op leefbaarheid en de toekomst van hun omgeving en willen zich daarvoor inzetten. Betrokken burgerschap kan worden gestimuleerd met de Dorpen in actie-methode, waarbij inwoners worden uitgedaagd een visie op de ontwikkeling van hun dorp op te stellen. De bestuursstijl van gemeenten en provincies moet worden gekenmerkt door: - gerichtheid op (wensen van) burgers en betrokken ondernemers; interactieve beleidsontwikkeling; denken in kansen; oplossingsgericht meedenken met ondernemende burgers; vereenvoudiging van regelgeving en vergunningverlening; kennis van de dynamiek van lokale bedrijven. - integraal en gebiedsgericht beleid; bundeling van financieringsstromen; samenwerking met gemeenten en provincies; professionaliteit in het hanteren van regelgeving voor ruimte, natuur, milieu, voorzieningen; het vermogen regie te voeren. Deze bestuursstijl is een vereiste voor gebiedsgerichte ontwikkelingsplanologie. De SER ziet deze integrale planologie als een interactie van private initiatieven en publiekrechtelijke besluitvorming. Binnen die aanpak zijn vernieuwend ondernemerschap en betrokken burgerschap effectief te mobiliseren. Partijen kunnen door ‘scope-optimalisatie’ kosten en baten van de verschillende gebiedsgerelateerde functies verevenen en meerwaarde creëren. Dit betekent dat vooraf afspraken worden gemaakt over het investeren van extra opbrengsten van bepaalde functies in het desbetreffende gebied, om de kwaliteit daarvan als geheel te versterken. Decentralisatie De SER verwacht voor het versterken van de vitaliteit van het platteland het beste resultaat van een gebiedsgerichte benadering op decentraal niveau, binnen nationale en provinciale kaders, maar met voldoende experimenteer- en planologische ruimte. Het kabinet zet daar ook op in. Het komt er nu op aan deze taakverdeling in praktijk te brengen. Decentralisatie van taken en verantwoordelijkheden (zoals geëffectueerd in het ruimtelijk beleid) dient gepaard te gaan met investeringen in de capaciteiten (bemensing en bewerktuiging) van decentrale overheden. De rijksoverheid moet daarvoor middelen en expertise ter beschikking stellen. Decentrale overheden moeten het vermogen hebben om daadwerkelijk integraal en interactief beleid te voeren en de regie op zich te nemen bij de inrichting van een gebied. Dit vraagt om een cultuur bij gemeenten en provincies van denken in kansen en openstaan voor initiatieven van onderop. Daarnaast is een goede samenwerking tussen gemeenten en met provincies en waterschappen belangrijk. Bij decentralisatie van taken en verantwoordelijkheden hoort ook decentralisatie van middelen. Gemeenten moeten bij de uitvoering van hun taken zelf keuzes kunnen maken en zelf middelen kunnen genereren. Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 Als onderdeel van hervormingen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU is een Europees plattelandsbeleid ontwikkeld met een substantieel budget. Het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) bevat de Nederlandse invulling van dat beleid. Een nieuw POP is nodig voor de periode 2007-2013. De nieuwe plattelandsverordening van de Europese Commissie wordt nadrukkelijk in het kader van de Lissabon-strategie geplaatst, die gericht is op groei, werkgelegenheid en duurzaamheid door innovatie en diversificatie. Het nieuwe POP zal – conform de EU-verordening – gericht zijn op zowel het versterken van het agrocluster door innovatief ondernemerschap en samenwerking in de keten als op de economische, sociale en ecologische duurzaamheid van het platteland. Daarbij gaat het vooral om diversificatie van de plattelandseconomie en van de werkgelegenheid op het platteland door het ontwikkelen van ‘nieuwe’ vormen van maatschappelijk gewenste dienstverlening. De sleutel voor diversificatie en voldoende werkgelegenheid en voorzieningen ligt bij vernieuwend ondernemerschap, betrokken burgerschap en initiatieven van onderop. De belangrijkste maatstaf voor de verdeling van de middelen in het kader van het POP dient naar de mening van de SER te zijn de doelmatigheid en doeltreffendheid bij het duurzaam vergroten van de maatschappelijke welvaart in het desbetreffende gebied. Overheden moeten het burgers en ondernemers makkelijker maken om relevante initiatieven onder te brengen in het POP. Om goed te kunnen inspelen op initiatieven van onderop en om prioriteiten te kunnen kiezen op grond van maatschappelijke meerwaarde is het nodig om gedurende de looptijd van het POP enige ruimte te hebben om tussentijds middelen te verschuiven tussen hoofddoelstellingen en/of tussen typen maatregelen. Omdat cofinanciering uit nationale of lokale middelen vereist is, betekent dit dat rijk en decentrale overheden ook voldoende (breed in te zetten) middelen moeten vrijmaken. Verdere invulling plattelandsontwikkeling op decentraal niveau Het kabinet vraagt de SER (onder meer) naar de faciliteiten die het rijk kan bieden aan ondernemers, maatschappelijke organisaties en decentrale overheden ter ondersteuning van hun inspanningen voor een vitaal platteland. De SER antwoordt daarop met wat hierboven is gezegd over een interactieve bestuursstijl. Deze moet tot uiting komen in het stimuleren van vernieuwend en betrokken ondernemerschap, in het faciliteren van functiecombinaties en in ontwikkelingsplanologie. Verdere uitwerking en concretisering van plattelandsontwikkeling moet op gebiedsniveau plaatsvinden; de verschillende landelijke gebieden hebben eigen specifieke kenmerken en bieden eigen kansen. Bij het benoemen, benutten en uitwerken van die kansen kunnen de provinciale SERren een nuttig advies- en overlegplatform zijn.

28 september 2005 - Het Nederlandse platteland is vitaal en vervult een belangrijke rol in de nationale economie. Plaatselijk kunnen er wel knelpunten zijn, zoals een tekort aan banen of aan woonruimte, verrommeling van natuur en landschap of verschraling van voorzieningen in dorpen. Vernieuwend ondernemerschap en betrokken burgerschap blijken op tal van plaatsen de sleutel voor het oplossen van deze knelpunten. Lokale overheden kunnen daaraan bijdragen door actief mee te denken met burgers en ondernemers en ruimte te bieden aan hun initiatieven. Dat staat in een ontwerpadvies Kansen voor het platteland dat de SER in zijn openbare vergadering van vrijdag 21 oktober zal vaststellen. Functiecombinaties op het platteland Het platteland vervult verschillende functies. Het is niet meer overwegend agrarisch; andere sectoren als industrie, handel, transport, recreatie en andere dienstverlening zijn sterk opgekomen. Naast werk biedt het platteland woonruimte, rust en ruimte voor recreatie en dient het als voorraadkamer voor water, natuur en biodiversiteit. Het platteland vervult hiermee ook belangrijke functies voor stedelingen en de nationale economie. Deze functies zijn allemaal van belang, maar niet altijd op zichzelf rendabel. Bovendien is de ruimte in ons land schaars. Functiecombinaties kunnen daarom kansen bieden, volgens het ontwerpadvies. Er zijn veel voorbeelden van multifunctionele oplossingen die kansen bieden voor betrokken burgers en ondernemers. Dorpsvoorzieningen worden bijvoorbeeld gecombineerd in een multifunctioneel dorpshuis, dat gemeentelijke diensten, postkantoor, bibliotheek, koffiehuis en verenigingsgebouw herbergt. Multifunctioneel ruimtegebruik is onder meer te vinden in de combinatie van landbouw en natuur- en landschaps- of waterbeheer (‘groene’ en ‘blauwe’ diensten) en op een nieuw golfterrein waarvan een deel als natuurterrein wordt onderhouden. Betrokken ondernemerschap als nieuwe economische drager Veel plattelandsregio’s zijn op zoek naar nieuwe economische dragers, naast de landbouw. Het van bovenaf benoemen van perspectiefrijke economische activiteiten is weinig zinvol, volgens het ontwerpadvies. Het verwacht meer van het ruimte bieden aan en stimuleren van ondernemers die inspelen op plaatselijke mogelijkheden en behoeften. Ondernemerschap door en voor dorpsbewoners is belangrijk voor het instandhouden van de leefbaarheid op het platteland. Vernieuwend ondernemerschap en betrokken burgerschap gaan hier hand in hand. Betrokken ondernemerschap is de economische drager bij uitstek voor een vitaal platteland. Vervolgens is het zinvol ondernemerschap te richten op verbreding van bestaande economische activiteiten. Innovatie en werkgelegenheid blijken het best te worden bevorderd door spin-offs van bestaande activiteiten. Een concreet voorbeeld Een goed voorbeeld van actieve stimulering van ondernemerschap door en voor inwoners van kleine dorpen is te vinden in Noord-Brabant, in het project ‘zakelijke zorgnetwerken in en voor kleine woonkernen’. Dit project begeleidt mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (herintredende vrouwen, gedeeltelijk arbeidsgeschikten, oudere werkzoekenden) naar de start van een onderneming in kleine kernen. Vanwege de vergrijzing wordt de vraag naar zorg en dienstverlening groter, terwijl het moeilijk is arbeidskrachten te vinden voor de (bestaande) zorg. Het project verbond daarom nadrukkelijk de leefbaarheid in kernen (aanbod van zorg, dienstverlening) met ondernemerschap. De cursus ‘oriëntatie op ondernemerschap’ en de daarop volgende begeleiding blijkt mensen inderdaad tot ondernemerschap te stimuleren; ruim een kwart van de cursisten is een eigen bedrijf begonnen, zoals een pedicurepraktijk en een klussenbedrijf. Anderen zetten zich als vrijwilliger in voor de leefbaarheid in dorpen. Dit voorbeeld laat zien dat ondersteuning van startende ondernemers kan leiden tot verbetering van de leefbaarheid en het vinden van praktische oplossingen voor verschraling van voorzieningen in kleine dorpskernen. Knelpunten zijn soms het vinden van goede bedrijfsruimte en het verkrijgen van vergunningen. Lokale overheden kunnen ondernemerschap verder stimuleren door administratieve procedures te vereenvoudigen, vergunningen te stroomlijnen en experimenteerruimte te bieden aan (startende) ondernemers. Een interactieve bestuursstijl met oog voor (economische) kansen en voor de wensen van de bevolking werkt bevorderend. Kortom Vernieuwing van het platteland gebeurt vooral van onderop, door initiatieven van burgers en ondernemers. De lokale overheden moeten daartoe de ruimte bieden en goed inspelen op wensen en mogelijkheden van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties, die per landelijk gebied kunnen verschillen. De provinciale SERren kunnen hierbij een nuttig advies- en overlegplatform zijn. Adviesaanvraag Het ontwerpadvies is een reactie op een adviesaanvraag over verbreding van de plattelandseconomie van minister Veerman van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit van 4 februari. Kernvraag is hoe de overheid de economische ontwikkeling van het platteland het beste kan ondersteunen. Het ontwerpadvies is voorbereid door de Commissie Ruimtelijke Inrichting en Bereikbaarheid, onder voorzitterschap van prof.dr. J.M. Cramer. In deze commissie hebben naast onafhankelijke leden en vertegenwoordigers van de centrale werkgevers- en werknemersorganisaties ook leden uit de kring van natuur- en milieuorganisaties zitting. Het ontwerpadvies wordt nu met de achterbannen van de organisaties besproken.

dinsdag, september 27, 2005

 

Voorkom verval Maasvallei

De noordelijke Maasvallei is in cultuurhistorisch opzicht zo'n waardevol gebied dat er alles aan gedaan moet worden om het kwetsbare rivierenlandschap in het grensgebied van Brabant en Limburg te beschermen.

Dat blijkt uit de ontwerptekst van een gezamenlijk manifest van de gemeente Boxmeer en de provincie Noord-Brabant. Beide overheden zijn de afgelopen maanden druk doende geweest om een toekomstvisie op te stellen voor de langgerekte Maasoeverstrook tussen Mook en Bergen en van Cuijk tot Vierlingsbeek. Zo'n toekomstvisie is volgens de plannenmakers hard nodig omdat het gebied de komende jaren bloot komt te staan aan allerlei ruimtelijke ontwikkelingen. Door de herinrichting van het platteland, de zogeheten reconstructie, zullen veel boerderijen verdwijnen. Om het hierdoor ontstane banenverlies op te vangen zullen in de Maasvallei andere vormen van bedrijvigheid geschapen moeten worden. Ook het overheidsproject Ruimte voor de rivier zal het landschap ingrijpend veranderen. Door het afgraven van de uiterwaarden wordt het waterbergend vermogen van de rivier vergroot en krijgt de natuur in de uiterwaarden de vrije hand. De Maasvallei wordt tevens op toeristisch vlak steeds interessanter. Om al die ontwikkelingen in goede banen te leiden is het volgens de opstellers van het manifest noodzakelijk dat gemeenten in het gebied en andere overheden de handen ineen slaan. Onder andere wordt voorgesteld om het areaal Maasheggen waar mogelijk te herstellen en uit te breiden. Om de Maasheggen duurzaam te beschermen en verval te voorkomen moeten boeren en andere gebiedsbeheerders een vergoeding krijgen om het monumentale erfgoed te beheren. De opstellers van de verklaring vinden dat er alles aan gedaan moet worden om het open karakter van de historische akkers in de vallei te behouden. Ook moet voorkomen worden dat dorpen in het gebied aan elkaar groeien. Uitbreiden mag, maar wel met respect voor het landschap. Ook de bekendheid van de historische verhalen over de Maasvallei moet vergroot worden. Het afgraven van de uiterwaarden mag volgens het manifest niet leiden tot een grove aantasting van het gebied. Het manifest wordt binnenkort aan alle betrokken instanties aangeboden en zal waarschijnlijk eind november ter ondertekening worden voorgelegd aan onder meer de Rijksadviseur voor het Landschap, de Rijksbouwmeester, de provinciebesturen van Brabant en Limburg en de gemeenten in het gebied. Bron: De Gelderlander 26 september 2005

 

Plan voor platteland werkt niet

Een jaar na de ondertekening van het reconstructieplan voor het platteland in Noord- en Midden-Limburg is er nog weinig tot niets terechtgekomen van de ambitieuze voornemens om de intensieve veeteelt te hergroeperen en de natuur en recreatie meer ruimte te geven.
Voor de eerste fase van die reconstructie hebben Rijk en provincie tot 2008 in principe 150 miljoen euro ter beschikking gesteld. Volgens voorzitter J.Mares van de reconstructiecommissie 'kijkt iedereen naar iedereen en wacht iedereen op iedereen' en toont ook de agrarische sector nog weinig initiatief om met de uitvoering te beginnen. ,,Ik wil geen zwartepieten uitdelen, maar de landbouw zegt dat er uiteindelijk toch geen geld zal zijn voor die uitvoering. En zo gebeurt er niets, behalve dat we al twee jaar praten en praten en plannen maken. Het geloof en de overtuiging ontbreken bij veel partijen''.De gemeenten, die ook tientallen miljoenen zouden moeten bijdragen voor met name de verdere ontwikkeling van het toerisme en de recreatie op het platteland, hebben nog geen geld gereserveerd en worstelen met bezuinigingen. De statenfractie van het CDA maakt zich grote zorgen over het stagneren van de reconstructie en heeft al vragen gesteld aan verantwoordelijk gedeputeerde G.Driessen (CDA, Landbouw)Mares geeft twee voorbeelden om aan te tonen dat het niet vlot met de reconstructie. Van de grootschalige ruilverkaveling van agrarische gronden met een totale oppervlakte van vele duizenden hectare is nog niets terechtgekomen. Dat geldt ook voor de komst van zogenaamde landbouwontwikkelingsgebieden, waar de intensieve veeteelt zich zou moeten concentreren. Mares: ,,Als we de ruilverkaveling dadelijk wettelijk moeten regelen, gaan er weer twee jaar verloren aan procedures. Ik vraag me af waarom niemand het voortouw neemt om op vrijwillige basis gronden te ruilen. Over de komst van landbouwontwikkelingsgebieden hoor je vrijwel niemand meer.''Het provinciebestuur gaat het ook allemaal te langzaam. Gedeputeerde Staten hebben inmiddels besloten meteen een miljoen euro ter beschikking te stellen om de start van allerlei projecten te versnellen. Gedeputeerde Driessen: ,,Ik zou het ook graag allemaal sneller zien. Maar je moet de reconstructie vergelijken met de bouw van een huis. Voordat je aan het metselen bent, gaat er gewoon heel veel tijd zitten in de voorbereiding.''De gedeputeerde benadrukt dat er aan het reconstructiefront toch al het nodige gebeurt. ,,Fout, die ik mezelf aanreken, is dat we er niet in geslaagd zijn om dat over te brengen aan de mensen.''
Bron: De Limburger 27 september 2005

zaterdag, september 24, 2005

 

Zorgverleners zoeken boerderij

Wonen en handje helpen bij de boer

Wonen op de boerderij én de boer een handje helpen. Voor dementerenden en verstandelijk gehandicapten kan dat over een paar jaar in de woonzorgboerderij.

Pantein Wonen, Pantein Verpleging en Verzorging, Vizier en Thuiszorg Brabant Noord-Oost willen op een, nog nader te bepalen, centraal gelegen plaats in het Land van Cuijk een woonzorgboerderij voor deze regio openen. Er wordt gedacht aan plaatsen als Oeffelt, Haps en Beugen, vanwege de korte verbinding met Gennep. "Op deze woonzorgboerderij wordt aan dementerende ouderen of verstandelijk gehandicapten naast een zinvolle, aangename dagbesteding een woonplek geboden", legt Pantein-directeur Ben Fransen uit. "Die combinatie is in onze ogen het bijzondere hieraan, naast de samenwerking tussen de organisaties Pantein, Vizier en de thuiszorg." De regionale zorgkoepels Vizier en Pantein willen hulpbehoevende mensen die altijd in een agrarische woon- en werkomgeving hebben geleefd, meer bieden dan wonen alleen en dienstverlening in de reguliere zorgvoorzieningen. Fransen: "Deze mensen zijn gewend aan het buitenleven in deze plattelandsregio bij uitstek. Dat willen we zo houden door rond de uitverkoren boerderij een aantal appartementen te bouwen conform de eisen waaraan ook de laatste zorgwoningen moeten voldoen." "We denken aan woonvormen voor zo'n dertig cliënten. Daarnaast moeten er algemene ruimten komen, zoals een huiskamer waar bijvoorbeeld gezamenlijk de maaltijd genuttigd kan worden." Bij de boer een handje helpen, moet op de eerste plaats gedacht worden aan activiteiten als kippen voeren, eieren rapen, het erf vegen, bloemen planten en stal uitmesten.

Een begeleider vanuit de zorginstelling neemt de dagelijkse verzorging van de oudere of verstandelijk gehandicapte voor zijn rekening. Deze medewerker is, zo beogen de betrokken partijen te bereiken, de schakel tussen de boer/boerin en de bewoner. De boer of boerin zorgt dat de bewoner een zinvolle dagbesteding heeft, biedt een veilige, rustige en aangepaste omgeving en draagt zorg voor de maaltijd en drinken. Nadat een agrariër bereid gevonden is om als partner in het project te stappen, moet rekening gehouden worden met zowel een jaar voorbereidings- als een jaar bouwtijd. Fransen: "We hopen natuurlijk dat dit plan slaagt, zodat over een paar jaar onze woonzorgboerderij een feit is." Het nationaal bouwcollege voor zorgvoorzieningen, dat plannen in deze sector altijd toetst op onder meer de haalbaarheid, staat volgens de Pantein-directeur 'positief' tegenover de woonzorgboerderij.

Belangstellenden kunnen contact opnemen met de heer W. Thijssen van Vizier, telefoonnummer 0485-336080 of mevrouw J. Ebisch van Pantein Wonen, telefoonnummer 0485-383544.

 

Woon-zorgcomplex Landhorst

Meer dan de helft van de toekomstige bewoners van het nieuwe woon - zorgcomplex in Landhorst heeft deze week de sleutel van hun woning gekregen. Het betreft de bewoners van twee starterswoningen en vier onderkomens voor senioren. Momenteel is de regionale zorgorganisatie Pantein in overleg met mensen die interesse hebben in de vier nog niet toebedeelde woningen. De mensen die deze week de sleutel hebben ontvangen, wonen op dit moment nog in tijdelijke wooncontainers. Die zijn opgesteld op het dorpsplein bij de kerk. Ze hebben een maand de tijd om hun nieuwe onderkomens in te richten, want op 17 oktober gaan de woonunits weg. De leden van de werkgroep Leefbaarheid Ouderen Landhorst heeft gisteren de sleutels gekregen voor wat het servicepunt en de ontmoetingsruimte moet worden in het woon - zorgcomplex.

Arna Jacobs van deze werkgroep: "Het duurt nog wel even voordat het servicepunt helemaal klaar is, want we hebben op dit moment een ruimte waarin niet meer is te vinden dan een stel stopcontacten. We gaan nu kijken hoe we het zo goed mogelijk kunnen inrichten. Het servicepunt is een toegevoegde waarde voor de bewoners van het complex en inwoners van Landhorst."Op het service-onderdeel van het woon-zorgcomplex, dat momenteel nog geen naam heeft, kunnen mensen terecht voor hun vergeten boodschappen, stomerij en telefoonkaarten. Jacobs: "Ook willen wij mensen informatie aanbieden. Bijvoorbeeld van de KBO en VVV. Bij het servicepunt kunnen ook, wanneer het café dicht zit, toeristen terecht voor een kopje koffie." De werkgroep Leefbaarheid Ouderen Landhorst heeft nog geen datum geprikt voor een te houden open dag, omdat niet bekend is wanneer de ontmoetingsruimte annex servicepunt is ingericht. Bron: Gelderlander 19 september

 

Van boer naar recreatieondernemer


SINT ANTHONIS - Boeren, burgers en buitenlui krijgen in het buitengebied van de gemeente Sint Anthonis meer mogelijkheden op het gebied van toerisme en recreatie. Dat varieert van kanoverhuur tot de bouw van een sauna.

"Heerlijk, die verruiming van toeristische en recreatieve mogelijkheden in de gemeente Sint Anthonis", zegt Mart Albers (43) uit buurtschap Rijkevoort-De Walsert. Albers is met zijn vriendin Patricia Verschuren eigenaar van An 't Hoag. Deze minicamping opende deze zomer zijn poorten. "Ik ben een man die graag vooruit wil. Omdat de gemeente de regels aan gaat passen kan ik een groepsaccommodatie neerzetten en mag ik er een tuinterras bij aanleggen. En als ik heel veel geld verdiend heb, kan ik hier een appartementje bouwen."Albers is een van de ondernemers uit de gemeente Sint Anthonis die nieuwe plannen kunnen maken. Maandag besluit de gemeenteraad van Sint Anthonis akkoord te gaan met nieuw toeristisch-recreatief beleid in het buitengebied. Wethouder Koos Geene: "We willen ons beleid verbreden, omdat we slagvaardig willen kunnen optreden naar onze ondernemers toe. Tot nu toe konden we aanvragen op het gebied van toerisme en recreatie in de buitengebieden pas honoreren als het ging om uitzonderingen. We moesten met die voorstellen naar de raad. Dat willen we best doen, maar dat duurt allemaal veel langer dan wanneer je het beleid verandert. Wij maken het toeristisch-recreatief gebied in onze gemeente groter." Door nieuw beleid en de invoering van de nieuwe stankwet die voor de boeren meer nevenactiviteiten toestaat dan nu het geval is, biedt Sint Anthonis, als eerste gemeente in deze regio, meer mogelijkheden voor toeristisch-recretaieve activiteiten op het platteland. Geene: "Zo willen we het buitengebied een impuls geven; het wordt economisch niet alleen meer gedragen door de agrariërs. De leefbaarheid neemt toe. Er komen meer mensen in de dorpen wonen, er gaan meer kinderen naar de scholen. Nee, het buitengebied is geen probleemgebied. Het aantal agrariërs neemt elk jaar wel fors af, maar in de gemeente Sint Anthonis valt het nog wel mee."De gemeente heeft inmiddels zo'n tien verzoeken binnengekregen voor kleinschalige activiteiten. Geene: "Dat zijn vooral mensen uit het buitengebied, maar ze komen ook uit de dorpskernen.

"Toerisme is een van de belangrijkste onderwerpen voor de gemeente Sint Anthonis, die de slogan voert:. '10.000 bunder landelijk schoon'. "We hebben in Sint Anthonis per jaar 300.000 overnachtingen van toeristen. Dat is veel meer dan in de andere gemeenten in het Land van Cuijk. Toerisme schept banen. Nu werken er zo'n driehonderd mensen in de toeristenindustrie van Sint Anthonis. De gemeente gaat na de verbreding van het beleid zelf niets exploiteren; wij facilitairen alleen maar, wij zorgen dat de ondernemer aan de slag kan met de voorstellen die zijn ingediend en goedgekeurd. Zo leggen wij bijvoorbeeld de eerste contacten met subsidieverstrekkers."

Twan Goossens, die voor negen gemeenten als streekmanager Peel & Maas werkt, heeft ook te maken met het nieuwe beleid. "Dat is een goede zaak. De agrarische sector heeft het lastig, de landsgrenzen gaan meer open en dat betekent meer concurrentie van buitenaf. Sommige agrariërs kiezen voor schaalvergroting, anderen voor andere activiteiten. Dit onderwerp leeft sterk onder de boeren." Als het gaat om nevenactiviteiten heeft Goossens vaak een bemiddelende rol. "Er is sprake van een cultuuromslag. Nu gaat het meer om denken in mogelijkheden, dan in onmogelijkheden. De sfeer was vroeger: nee, tenzij. Nu is: ja, mits."Henrie Manders, specialist ruimtelijke ordening van de ZLTO, weet niet exact hoeveel meer aanvragen er zijn gekomen van agrariërs die iets erbij willen doen. "Maar ze zijn nu wel een wezenlijk bestanddeel van de zaken die wij behandelen. Vaak willen zij hun inkomen vergroten. Over het algemeen gaat het niet zo denderend in de agrarische sector. Boeren zijn op zoek naar iets erbij. De meest voorkomende nevenactiviteiten liggen in de recreatieve sfeer. De verblijfsrecreatie loopt van een minicamping tot stallen die verbouwd worden tot luxe appartementen. Het idee van de groepsaccommodatie, vijftig studenten in de stal, is achterhaald. Het is niet lucratief genoeg. Je kunt beter kwaliteit bieden en je richten op het hogere marktsegment. Mensen die voor luxe komen, willen daar voor betalen."Eigenaar Gerard van Dasler van recreatiebedrijf De Ullingse Bergen in Sint Anthonis is blij dat hij meer mogelijkheden krijgt. Hij houdt zich evenwel op de vlakte als het gaat om nieuwe activiteiten bij onder meer bij De Heksenboom, het horeca-etablissement van Van Dasler aan 'de poort' van de Staatsbossen. "Je moet goed omgaan met dergelijke zaken en zorgvuldig zijn met dat stukje natuur. Jarenlang hebben we hier een beleid gehad van: dit mag niet en dat mag niet. Nu is het een keer andersom." Bron: Gelderlander 24 september 2005

woensdag, september 21, 2005

 

Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)

Er is geld genoeg is een uitspraak die je wel hoort als het gaat over de benodigde budgettten om de reconstructiedoelen te verwezenlijken. Er is echter een probleem zeker als het om sociaal-economische thema's gaat. Het is zeer lastig om over de bedragen te kunnen beschikken. De voorwaarden zijn zo ingewikkeld dat een belangstellende ondernemer al snel afhaakt. En daarom blijft het geld in de potten en is er dus geld genoeg. Per 1 januari komt daar hopelijk verandering in. Een nieuwe regeling Investeringsbudget Landelijk Gebied afgekort "ILG" treed dan in werking. Geld is dan niet meer geoormerkt. Er wordt gekeken naar het eindresultaat uitgedrukt in prestatie-indicatoren. Met de budgetten kan geschoven worden mits de doelen maar gerealiseerd worden. Lees meer hierover in het volgende artikel.

Houd het ILG eenvoudig!

“Houd het ILG simpel”, dat was de collectieve oproep van minister Veerman en gedeputeerden van acht provincies tijdens de conferentie ILG in Zicht. Die eenvoud is hard nodig om snel de schop in de grond te krijgen in het landelijk gebied. “Er is geld, er zijn plannen en er zijn noden in het landelijk gebied”, zei minister Veerman, “dus het ILG móet slagen.”ILG in Zicht vond plaats op woensdag 14 september in Sociëteit De Witte in Den Haag. De conferentie was bedoeld om leerervaringen uit de reconstructie, de Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid (SGB) en de totstandkoming van de uitvoeringscontracten 2005-2006 mee te geven aan het ILG. Een gemêleerd gezelschap van ongeveer honderd rijks- en provincieambtenaren sprak open met elkaar over de tien belangrijkste veranderopgaven van het ILG. Daaronder onder meer: ‘het rijk kan en wil loslaten’, ‘de provincie moet vastpakken’ en ‘er is één eenvoudige verantwoording voor de Staten en tegelijkertijd voor de Kamer.’Eenvoud en vertrouwen verhoogt slaagkansTijdens de afsluitende discussie riepen de bestuurders de aanwezige ambtenaren op het ILG eenvoudig te houden. “Als we het te ingewikkeld maken, zijn er heel veel mensen heel lang mee bezig”, aldus minister Veerman, “en dat vind ik zonde van de centen”. Het ILG slaagt volgens hem alleen als de partijen elkaar vertrouwen en ruimte geven. “Als je elkaar vertrouwt, kun je met weinig toe qua regels en afspraken. Vertrouw je elkaar niet, dan heb je een kruiwagen met papier nodig.”Bestuurlijke moedDe bestuurders onderkenden dat er bestuurlijke moed voor nodig is om het ILG simpel te houden. En ze zijn bereid die moed te tonen. “We moeten ondernemend bezig zijn en initiatief durven nemen”, zei Jan Pieter Lokker van de provincie Utrecht. Minister Veerman onderstreepte dat het tonen van bestuurlijke durf niet altijd makkelijk is. “Er is veel controlezucht in ons land. Daardoor hebben bestuurders soms de neiging zichzelf te verbergen. Maar als we tot uitvoering willen komen, is durven aanpakken echt de enige weg. Het rijk moet provincies daarvoor ruimte geven, de provincies moeten die ruimte op hun beurt aan gemeenten en waterschappen geven.”Bestuurders willen eenvoud ILG-bouwwerk beoordelenILG-programmadirecteur Meine Bruinsma vroeg de bestuurders aan het einde van de discussie of ze zich in het najaar tijdens een bestuurlijk overleg willen uitspreken over de eenvoud van het ILG-bouwwerk. De bestuurders zegden zo’n overleg toe. Het tweede rijksmeerjarenprogramma (MJP-2) over doelen en middelen is de eerste testcase. IPO 19 september 2005.

dinsdag, september 20, 2005

 

Servicewinkel bij de Boer

De Limburgse Land - en Tuinbouw Bond (LLTB) wil boerderijwinkels in schuren en stallen veranderen in groene servicewinkels. Deze winkels verkopen nu alleen groente, kaas, fruit en eieren, maar kunnen als groene servicewinkel ook dienstdoen als postagentschap, afgiftepunt voor stomerij of apotheek of trefcentrum. Verder kunnen in een dergelijke winkel ook bankzaken worden gedaan "Met de groene servicewinkels willen we de leefbaarheid op het platteland verbeteren", laat LLTB-woordvoerder Wanten weten. Servicewinkels met genoemde faciliteiten bestaan al in kleine dorpen, maar de LTTB denkt dat deze winkels makkelijk te combineren zijn met bestaande boerderijwinkels. Inwoners van kleine kernen kunnen dan voor allerlei zaken weer in eigen dorp terecht. Om uitbaters van boerderijwinkels te polsen voor dit initiatief worden informatieavonden gehouden zoals maandag 19 september in zaal D'n Binter in Meijel. (20.00 uur) De LLTB heeft geen idee hoeveel boerderijwinkels er zijn in deze provincie, maar denkt wel dat er minstens plek is voor 22 groene servicewinkels verspreid over heel Limburg. De bedoeling is dat de LLTB samen met geïnteresseerde boeren en tuinders een plan uitwerkt. "Niet iedereen is geschikt voor zo'n winkel", zegt Wanten. "Bovendien zal iedereen zich toch moeten afvragen of het wel bij het agrarisch bedrijf past." Daarnaast verwacht de LLTB ook dat er eisen zullen worden gesteld aan de inrichting van een winkel, maar ook qua openingstijden en vakbekwaamheid van personeel. "Alle omstandigheden moeten goed zijn. Je moet er niet aan beginnen als later blijkt dat het toch niet zo'n goede keuze was." De LLTB verwacht dat de bestaande boerderijwinkels in schuren of stallen op zijn minst bouwkundig aangepast moeten worden. "Met alleen een standje er bij, ben je er niet." De kosten van de aanpassingen worden geschat op een bedrag van tussen de 20.000 tot 25.000 euro per winkel. De helft daarvan zal volgens Wanten door de provincie en door de Europese Unie worden betaald. "De ondernemers zullen dus zelf ook een duit in het zakje moeten doen." Naar verwachting zullen de kosten terugverdiend kunnen worden via een hogere omzet in de boerderijwinkel maar ook door contracten met bijvoorbeeld TPG voor de post of de Rabobank als het gaat om bankzaken. De boerenbelangenorganisatie verwacht ook belangstelling van gemeenten voor het project. Een boerderijwinkel kan volgens de LLTB immers ook makkelijk dienst doen als sociale ontmoetingsplek in het dorp, maar ook als informatie- en servicepunt van de gemeente zelf. In eerste instantie richt het project zich op dorpen tot 1500 inwoners, maar grotere kernen tot 2500 inwoners komen ook in aanmerking. De servicewinkel hoeft volgens de LLTB niet per se in een bestaande boerderijwinkel, maar kan ook in een nieuwe locatie. Bron: Gelderlander 17 sept 2005

zondag, september 18, 2005

 

Nieuwe Boeren


De komende maanden laten veel Brabantse gemeenten de verordening "kleinschalige nevenactiviteiten" in werking treden. In de landbouw kent men het nieuwe fenomeen "verbreding". Hiervoor kiezen boeren die met hun reguliere activiteiten niet meer de kost kunnen verdienen en er iets bij gaan doen. Vaak zal dat een partime baan zijn. Om te stimuleren dat boeren hun bedrijf niet gaan verlaten wil de overheid deze boeren op hun eigen erf meer ruimte geven om te ondernemen en zo hun inkomen thuis aan te vullen. Bijvoorbeeld Bed & Breakfast, vergaderen bij de boer, zwemboerderij, kinderopvang, landschapscamping etc.

Waarom krijgen boeren eigenlijk een voorkeursbehandeling?

Het is niet gebruikelijk, dat als een beroepsgroep het moeilijk krijgt, dat de overheid de helpende hand uitsteekt. Tienduizenden kruideniers zijn verdwenen ten kosten van grote supermarkten. En dagelijks verdwijnen er warme bakkers en slagers op de hoek van de straat. En als de overheid al eens te hulp schoot, bijvoorbeeld de scheepsbouw, dan pakt het vaak verkeerd uit.

"Stoffeerders" van het landschap

Voor boeren maakt de overheid een uitzondering omdat ze gezien worden als de "stoffeerders" van het platteland. Als kostprijs de enige drijfveer is dan verdwijnt de boerenstand uit Nederland. Een kippenfilet kan immers voor omgeveer de helft van de kostprijs in Zuid-Amerika geproduceerd worden vanwege de lage voer, grond en arbeidskosten. Ondanks de transportkosten, die hier boven op komen, valt hier voor Nederlandse boeren niet tegen te concurreren. Het feit of Nederland beter af is zonder boeren dan met boeren kent een lange discussie. Sommigen zijn van mening dat hierdoor ruimte ontstaat voor nieuwe activiteiten en woningbouw waardoor de huizenprijzen gaan dalen. Anderen wijzen op het risico om 100% afhankelijk te zijn van voedsel van andere landen in tijden van schaarste. Ook wijzen de voorstanders op de cultuurhistorische waarden van boeren met hun boerderijen in het Nederlandse landschap. Als alle vrijkomende cultuurgrond natuur en bebouwing wordt dan wordt het landschap eentoniger. De afwisseling van natuur- en cultuurgrond, met koeien in de wei en gewassen op het land, ziet men als de ideale combinatie.

Het kabinet Balkenende heeft daarom gekozen voor het in stand houden van boeren in het buitengebied en het opstellen van de verordening "kleinschalige nevenactiviteiten" voor agrarische bedrijven is een van de eerste acties in het kader van de uitvoering van de reconstructie welke een impuls moet geven aan de leefbaarheid van het platteland.

Nieuwe Boeren

Deze verordening geeft ook ruimte aan nieuwe boeren. Boeren die bijvoorbeeld volgens het Buurderij concept willen gaan boeren wat ontwikkeld is door een denktank van het ministerie van LNV. Dit zijn kleinschalige bedrijven die zich richten op de behoefte van de nabije omgeving (de buren). Men heeft bijvoorbeeld een grote moestuin en een kas. Toeristen kunnen er terecht op het boerenterras voor een natje en een droogje gemaakt van streekeigenproducten. Kinderen uit de buurt worden opgevangen door vitale zestigplussers uit de buurt. Het heeft wat weg van een keuterboerderij van begin 1900 maar dan in een modern jasje. De uitbaters van een Buurderij kunnen traditionele boeren zijn maar dat hoeft niet. Het bied ook een nieuwe uitdaging aan jongeren uit de stad die boer of boerin willen worden. Dat dit geen rare gedachte is blijkt uit het feit dat de Nederlandse opleiding die het beste aansluit bij het Buurderij concept vrijwel uitsluitend leerlingen heeft van burger ouders. Tot heden moesten ze hun heil in het buitenland zoeker. Door de reconstructie is de kans dat ze in Nederland aan de slag kunnen toegenomen.

Modelverordening kleinschalige nevenactiviteiten:
Voor informatie: 06 51 63 1647
.Informatie over het Buurderij concept:
http://www.agro.nl/innovatienetwerk/doc/Boerderij_Buurderij.pdf

zaterdag, september 17, 2005

 

Boerenmarkt

Terneuzen wil zaterdagse boerenmarkt

Raadslid C. Freeke (LCF) van Terneuzen wil een proef gaan houden met een boerenmarkt op zaterdag. Met dit plan moeten onder andere de boeren een steuntje in de rug krijgen. Agrariërs uit de regio zouden land- en tuinbouwproducten rechtstreeks van het veld en uit de kas moeten verkopen in het Terneuzense centrum.
In Engeland zijn boerenmarkten op dit moment zo’n groot succes dat agrariërs er soms al hun hoofdinkomen uit halen. Met dit plan zou Terneuzen drie vliegen in één klap kunnen slaan, aldus Freeke. 'Noodlijdende' boeren kunnen op deze manier extra inkomsten kunnen krijgen en consumenten kunnen vers en goedkoop aardappelen, uien, kaas, honing en allerlei groenten en fruit kopen. En door extra marktgelden te innen krijgt de gemeente ook weer geld in de lade.
BN/DeStem, 14/09/05

woensdag, september 14, 2005

 

Kwaliteit Landelijk gebied

IPO-commissie ziet kansen voor kwaliteit landelijk gebied

Een IPO-commissie onder leiding van de Utrechtse gedeputeerde drs. J.P.J. Lokker ziet kansen om de kwaliteit van het landelijk gebied een stevige impuls te geven. Dit vereist een andere bestuurlijke houding: niet behouden, beperken, tegengaan en controleren, maar ontwikkelen, ruimte bieden, toestaan en initiatief nemen. De ideeën van de commissie zijn vastgelegd in het advies De provincie als publieke ontwikkelaar. Het advies is vorige week aangeboden aan voorzitter Jan Franssen van het IPO-bestuur. Nog dit jaar zal het bestuur een standpunt innemen. De commissie heeft de huidige beleidsuitvoering voor provincies in beeld gebracht, de ontwikkelingen die van invloed zijn op het landelijk gebied en de beleidsuitvoering door provincies beschreven, en een voorstel gedaan voor de positionering van provincies om adequaat op de ontwikkelingen te kunnen inspelen. Het onderwerp is actueel door de afspraken over nieuwe bestuurlijke verhoudingen bij de uitvoering van beleid in het landelijk gebied, die worden vastgelegd in de Wet Inrichting Landelijk Gebied.
Meer informatie bij Gerard BeukemaTelefoonnummer (070) 888 12 23 E-mail: : gbeukema@ipo.nl

dinsdag, september 13, 2005

 

Lot in eigen handen

Veerman: lot in eigen hand

De ondernemer zelf, en niet de minister of de overheid bepaalt hoe het de komende jaren gaat met de land- en tuinbouw. Het lot van de branche is in handen van de vernieuwende en creatieve boer en tuinder.
Dit schrijft minister Cees Veerman in zijn landbouwvisie voor de periode tot 2010. De minister stippelt in het document niet uit hoe de bedrijfstak zich moet ontwikkelen, maar spreekt slechts een verwachting uit hoe het zal gaan.

De rol van hemzelf en van de overheid wordt steeds minder belangrijk. Die rol beperkt zich vooral tot het bieden van een helpende hand: door nog meer onnodige regels op te ruimen, en ook door de innovatie anders en beter op te pakken. Innovatie moet meer vraaggestuurd worden en zich richten op het doorvoeren van concrete vernieuwingen in productie en teelt.

zondag, september 11, 2005

 

Electriciteit uit olifantsgras



Olifantsgras kan de komende tien jaar een grote energiebron worden in Europa. Het Afrikaanse gras groeit snel op vrijwel elke grond, heeft geen kunstmest nodig en is ongevoelig voor plagen of ziekten. Het levert een grote hoeveelheid droge massa op die gebruikt kan worden voor de opwekking van elektriciteit. Het gewas groeit snel tot liefst vier meter hoog. Een veld van een hectare kan evenveel energie opleveren als 36 vaten olie. Tegen de huidige olieprijzen kan olifantsgras de boer in principe zeker 1.600 euro per hectare opleveren.

 

Melkbier

Franse boer produceert melkbier

Met de lage melkprijzen in het achterhoofd heeft een Franse melkveehouder zich gestort op een nogal ongebruikelijk product. Boer Marcel Bernard uit Rennes verkoopt melkbier. De drank, Lactiwel genaamd, is een brouwsel van melk en mout, en bevat twee procent alcohol. "Iedereen verklaarde me gek toen ik bekendmaakte dat ik alcohol op basis van melk wilde brouwen", zo stelt Bernard in een reactie. De veehouder verkoopt ongeveer 300 flessen per week aan kleinere winkels, festivals en markten, maar is op zoek naar investeerders om de productie te kunnen vergroten. Het product moet uiteindelijk ook in de winkelrekken gaan belanden.
Het gistingsproces van het melkbier is vergelijkbaar met dat van traditionele bieren. Bernard gebruikt bij de productie kefirgist en melkbacteriën, en heeft een manier gevonden om de onverzadigde vetten in melk om te zetten.
10/09/2005

zaterdag, september 10, 2005

 

Wandelen over boerenland


Wandelaars die over boerengrond het veld intrekken voor een ommetje langs akkers en weilanden. In de Brabantse Biesbosch kan het al, in de Maashorst wordt er aan gewerkt.
Voorzitter Adrie van der Aalsvoort van de Maashorstboeren op een bestaand pad achter zijn boerderij dat onderdeel wordt van de wandelroute. (Foto Jeroen Appels/Van Assendelft)
Met subsidie effenen ze een pad naar een extra inkomstenbron. Voor henzelf en collegaboeren. En tegelijk bieden ze wandelliefhebbers verrassende routes door boerennatuur. Boer en wandelaar kunnen elkaar tegen komen in een afwisselend landschap. Akkerrandtoerisme wordt het genoemd. In de Oostwaard van de Brabantse Biesbosch, tussen Nieuwendijk en Werkendam, hebben vijf enthousiaste boeren samen met Staatsbosbeheer dit jaar al een wandelproject over boerengrond gerealiseerd. Het is het eerste boerenwandelpad in Brabant. Een route van 7,5 kilometer, die voert door een waterrijk akkerbouwgebied, over boerenakkers en door grienden. Wandelaars komen langs historisch interessante plaatsen als fort Bakkerskil en de Papsluis. „De boeren zijn er goed over te spreken“, zegt Kees Pruissen uit Werkendam, een van de deelnemende boeren. „En de wandelaars die we spreken ook. Er is veel gebruik gemaakt van de route, vooral in het begin. Of we het verder uitbreiden hangt af van de boeren.“ Een van de knelpunten die in de Oostwaard zijn gesignaleerd is dat de route ook gebruikt wordt door wandelaars met honden. Dat is verboden. „Een kleinigheidje“, noemt Kees Pruissen deze overlast. Mensen met een hond krijgen wel eens te horen dat ze die beter thuis kunnen laten. „We hadden problemen verwacht met bromfietsen en mountainbikes, maar dat is meegevallen.“In de Gelderse Vallei en in de Hoeksche Waard zijn ook boerenwandelpaden gerealiseerd. In Limburg, Friesland en het Brabantse Maashorstgebied zijn ze op papier uitgestippeld.
De MaashorstAls boeren langs de route meewerken krijgt de wandelaar in de Maashorst binnenkort de kans te genieten van natuur langs de deels onverharde paden. „In juni zijn we begonnen met het overleg over conceptroutes. We moeten alle belanghebbenden nog individueel benaderen“, zegt de voorzitter van de Maashorstboeren, Adrie van der Aalsvoort uit Nistelrode. „Eind deze maand hebben we de eerste bijeenkomst waar we uit gaan leggen wat de vergoedingen zijn. In april volgend jaar kunnen we van start.“ De Maashorstboeren hebben bij hun initiatief de wind in de rug - ook financieel - van de provincie, het ministerie van Landbouw en de gemeenten Oss, Uden, Landerd en Bernheze. De geplanden boerenwandelroutes in de Maashorst voeren ook over schouwpaden (onderhoudsstroken) langs waterlopen van het waterschap Aa en Maas. Het Praktijkonderzoek Plant en Omgeving in Lelystad, onderdeel van de Wageningen Universiteit, onderzoekt voor het ministerie van Landbouw de mogelijkheden voor inpassing van de wandelroutes op het boerenbedrijf. Boeren die deelnemen aan de wandelprojecten hebben vaak hart voor de natuur en doen aan agrarisch natuurbeheer. Zij houden rekening met het broedseizoen van weidevogels, maaien in het voorjaar niet te vroeg of leggen bloemrijke akkerranden aan. Als compensatie krijgen ze daar geld voor.
Contracten„Wandelaars kunnen straks genieten van een afwisselend landschap waar ze anders nooit komen“, zegt Adrie van der Aalsvoort. „Als boeren om wat voor reden niet meewerken kunnen we routes aanpassen. We willen voor een periode van tien jaar contracten afsluiten.“ De wandelroutes sluiten aan bij andere aktiviteiten van Maashorstboeren zoals minicampings en boerderijwinkels waar streekproducten worden verkocht. Voorzitter Adrie van der Aalsvoort van de Maashorstboeren op een bestaand pad achter zijn boerderij dat onderdeel wordt van de wandelroute.Foto Jeroen Appels/Van Assendelft

woensdag, september 07, 2005

 

Ceresgelden voor ROC De Leijgraaf

26 augustus 2005

ROC De Leijgraaf in Veghel komt met twee projecten (Stratos en Innofocus) om het innovatief vermogen en de kennisintensiteit van het midden- en kleinbedrijf (MKB) in Noordoost-Brabant te vergroten. De Leijgraaf krijgt daar Ceressubsidie voor.
Stratos vloeit voort uit de ambitie van De Leijgraaf om kenniscentrum te worden voor MKB bedrijven in Noordoost-Brabant. De aanpak van Stratos is al bekend in West-Brabant (geïntroduceerd door REWIN) en komt neer op ‘lerende ondernemersnetwerken’. Daarin delen coaches uit het grootbedrijf hun kennis en ervaringen met het MKB. Stratos kost in totaal ruim een kwart miljoen euro, waarvan Ceres € 75.000 op tafel legt en de Provincie Noord-Brabant en de gezamenlijke Ceresgemeenten elk € 22.000. Verder dragen de bedrijven € 81.600 bij en Stichting ROC De Leijgraaf € 50.000.

Innofocus

Innofocus is in essentie een Research & Devolpment (R&D) stimuleringsproject waarbij MKB-bedrijven en kennisinstellingen samenwerken in concrete R&D-projecten die de concurrentiekracht van het bedrijfsleven versterken. ROC De Leijgraaf treedt op als trekker en werkt nauw samen met HAS Den Bosch, Syntens en United Brains (samenwerkingsverband tussen TU/e, TNO en Fontys Hogescholen). De totale kosten voor Innofocus zijn bijna € 1,3 miljoen, waarvan Ceres ruim € 500.000 bijdraagt, de gezamenlijke Ceresgemeenten € 90.000 en de Provincie Noord-Brabant hetzelfde bedrag. De bedrijven en deelnemende kennisinstellingen dragen zelf ook substantieel bij, respectievelijk met € 240.000 en bijna € 340.000.

dinsdag, september 06, 2005

 

Woningbouw en leefbaarheid

Reconstructie gaat over leefbaarheid van het platteland. Een van de basis facetten van leefbaarheid is een dak boven je hoofd. Op dit moment worden er aanzienlijk minder huizen in brabant gebouwd dan er nodig is voor de broodnodige vervanging. Een dak boven je hoofd is, als zaken niet veranderen, in de toekomst niet meer vanzelfsprekend. De provincie doet daarom een dringend beroep op haar gemeenten om samen met het bedrijfsleven met goed onderbouwde bouwplannen te komen (TG). Lees ook:

Om de woningbouw in Noord-Brabant te stimuleren heeft de Provincie in maart 2004 een actieprogramma opgesteld.


Centraal daarin staan tien punten waarmee de Provincie ervoor zorgt dat binnen afzienbare tijd voldoende woningen beschikbaar zijn in alle sectoren van de woningmarkt. Niet voor niets wordt dit programma 'tien-punten-program' genoemd. De laatste jaren is de woningbouw in heel Nederland en ook in Noord-Brabant fors teruggelopen. In de tweede helft van de jaren '90 groeide de woningvoorraad in Noord-Brabant nog met gemiddeld 13.000 woningen per jaar. Deze groei is daarna geleidelijk teruggelopen tot een toename van de woningvoorraad met 5.600 woningen in 2003, een absoluut dieptepunt. De overheid - Rijk, Provincies en gemeenten - heeft zich sinds kort voorgenomen om deze negatieve ontwikkeling aan te pakken. Gemeenten De concrete uitvoering van woningbouw is de verantwoordelijkheid van projectontwikkelaars en woningbouwcorporaties. Maar de regie is in handen van de gemeente. Die geeft namelijk de woningbouwontwikkelingen vorm. Bijvoorbeeld door bestemmingsplannen op te stellen en bouwvergunningen af te geven. Provincie Ook de Provincie is bij woningbouw betrokken. Maar dan wel op een meer indirecte manier. Zo stimuleert de Provincie uw gemeente om voldoende plannen te maken voor woningbouw. Ook kan de Provincie ervoor zorgen dat planprocedures sneller verlopen. Verder houdt de Provincie alle woningbouwontwikkelingen nauwlettend in de gaten. Als er knelpunten optreden, kan de Provincie daar tijdig op inspelen. Tien punten Ondanks de relatief beperkte rol zet de Provincie Noord-Brabant zich op alle mogelijke manieren in om de woningbouw weer op peil te brengen. Welke manieren dat zijn, leest u in het 'Actieprogramma ter vermindering van de stagnatie in de woningbouw in Noord-Brabant'. De bijdrage van de Provincie aan het bevorderen van de woningbouw is in tien punten uitgewerkt: 1. uitwerkingsplannen voor de stedelijke en landelijke regio's vaststellen; 2. regionale planningsoverleggen houden; 3. knelpuntenanalyse maken in 'stagnatiegemeenten'; 4. versnellen van procedures; 5. monitoren van woningbouwontwikkelingen; 6. actualiseren van prognosegegevens; 7. pilots 'bouwen binnen strakke contouren' en 'bouwen voor specifieke groepen in kleine kernen' uitvoeren; 8. investeringsbudget stedelijke vernieuwing inzetten; 9. Taskforce 'Wonen-Zorg-Plus' gebruiken voor het versnellen van de bouw van zorgwoningen; 10. woningbouwafspraken maken met het Rijk.

zondag, september 04, 2005

 

Snelheid overheid

Provincie Noord-Brabant werkt sneller

De afdoening van zaken die bij de provincie Noord-Brabant zijn ingediend is in de laatste vier jaar aanzienlijk versneld. De gemiddelde doorlooptijd van een afgedane zaak die in 2004 startte, bedroeg 52 dagen. In 2000 was dat nog 148 dagen. Het cijfer over 2004 is voorlopig; een aantal zaken dat in 2004 is gestart, is nog niet afgedaan. Duidelijk is wel dat er een flinke daling van de gemiddelde doorlooptijd is waar te nemen.
Dit valt te lezen in de derde voortgangsrapportage over hoofdstuk 11 uit het provinciale bestuursakkoord. Hierin staan de ambities over deregulering bij de provincie en een meer op uitvoering gerichte provinciale organisatie. De cijfers hebben betrekking op zaken die bij de provincie zijn ingediend en betrekking hebben op bijvoorbeeld vergunningen, subsidieverzoeken, ontheffingen, goedkeuringen. Voor de afhandeling van overige zaken, zoals burgerbrieven en e-mails, hanteert de provincie sinds ruim een half jaar een kwaliteitshandvest waarin wordt uitgegaan van maximale afhandelingtermijnen. Als leidraad geldt dat op iedere brief of e-mail van de burger binnen tien dagen respectievelijk vijf dagen gereageerd zal worden. De reactie kan inhouden de feitelijke beantwoording c.q. afdoening een bericht met vermelding van de termijn waarbinnen een antwoord tegemoet gezien kan worden.
Provincie Noord-Brabant, 30/08/05

 

Bio-economie heeft toekomst

Wageningen UR neemt voortouw in bio-economieMotorbrandstof uit tarwestro, stroom uit afvalwater, jute en hennep voor het dashboard van de auto, potgrond die waardevolle natuur spaart, goudsbloemen als grondstof voor verf: nieuwe voorbeelden van het thema 'Biobased economy', een economie op basis van hernieuwbare grondstoffen, waarmee Wageningen Universiteit en Researchcentrum op maandag 5 september het academisch jaar 2005-2006 opent.
De nieuwe Commissaris van de Koningin in Gelderland, Clemens Cornielje, en Karien van Gennip, staatssecretaris van Economische Zaken zullen een inleiding verzorgen en gaat directievoorzitter van Albert Heijn, Dick Boer in op de relatie technologische ontwikkelingen en consumenten-wensen. Ook is er in de vernieuwde Aula een tentoonstelling met concrete toepassingen op basis van biologisch gevormde en afbreekbare grondstoffen.Bio-economieGroene grondstoffen met een gesloten kringloop en neutraal in CO2-uitstoot vormen de basis voor het segment bio-economie dat in de loop van deze eeuw moet groeien. Sturende kracht daarin zijn de omvangrijke en waardevolle overschotten aan restproducten uit de landbouw en voedingsindustrie die kunnen worden omgezet in (bulk)chemicaliën en hoogwaardige materialen. Tegelijk is er een groeiende vraag naar herwinbare transportbrandstoffen, zoals biodiesel en bio-ethanol. Biobased economy is het antwoord op deze behoeften. Binnen Wageningen UR werken onderzoekers aan thema’s binnen de hele keten vanaf de grond tot het biobased eindproduct en de afbraak daarvan.Biobased tentoonstellingOp de tentoonstelling in de Aula zullen producten van biobased materialen en toepassingen worden gedemonstreerd. Daaronder vele vormen van bio-plastics, Calendula-olie uit goudsbloemen als grondstof voor verf, maar ook de manier waarop veehouderijen meer dan een miljoen huishoudens in Nederland kunnen voorzien van elektriciteit, waarbij ook nog minder kunstmestgebruik nodig is. Voorts elektrische stroom uit afvalwater met als eindproducten: schoon water en een draaiende elektromotor; of een fermentor waarin een extract uit stro wordt vergist tot bio-ethanol en hennep voor fijne textiel. Bij de demonstraties zijn onderzoekers van Wageningen UR om tekst en uitleg te geven.
Wageningen UR, 31/08/05

 

Energyfarming

'Boeren moeten zelf de brandstofmarkt op”

De hoge energieprijs biedt meer ruimte voor biobrandstoffen en dus meer mogelijkheden voor de boeren. Maar dan moeten boeren wel zelf het initiatief nemen, gezamenlijk wel te verstaan. De landbouworganisaties moeten zelf energiecoöperaties oprichten, waarbij eventueel de pompstations in boerenhand komen.
Dat zei Willy Schutte, voorzitter provincie Flevoland van de noordelijke tak van de Land- en Tuinbouworganisatie (NLTO) op de demodagen "Mest en Energie 2005" die vorige week in Lelystad gehouden werd. Afgezet tegen andere landen blijkt dat de biologische energie in Nederland nog in de kinderschoenen staat, aldus Schutte. Daarbij komt langzamerhand wel ook een ethische aspect om de hoek kijken. Mag je voedsel gebruiken om in onze energiebehoefte te voorzien terwijl 1 miljard mensen nauwelijks iets te eten hebben, vroeg Schutte zich af.
Reformatorisch Dagblad, 30/08/05

 

Mill verkoopt grond

Uitverkoop van akkers in Mill. Tientallen hectaren akkerland zullen in de komende jaren in de gemeente Mill en Sint - Hubert (NB) worden omgevormd tot nieuwe natuur. De gemeente Mill wil de eigen akkers ruilen of verkopen. De gronden die verkocht zullen worden liggen door de gehele gemeente Mill. De gemeente zal de opbrengst van de verkoop gebruiken voor het aanleggen en herinrichten van bedrijfsterreinen en de bouw van nieuwe huizen.
Twee jaar geleden heeft Mill een motie aangenomen waarin voorgesteld wordt om pachtvrije gemeentelijke landbouwgronden die in of bij natuurgebieden liggen te verkopen. De gemeente heeft dit gedaan omdat natuurontwikkeling in Nederland een steeds hogere prioriteit krijgt. Tevens stoppen steeds meer boeren met hun bedrijf.Op dit moment verpacht de gemeente jaarlijks 73 hectare akkerland, verdeeld in 43 percelen. De gronden worden voor de korte termijn verpacht en komen jaarlijks weer vrij. Tevens wordt 186 hectare aan landbouwgrond vast verpacht. Deze grond is verdeeld over 89 percelen. Deze percelen komen normaal gesproken vrij als de pachter de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Zo'n 15 hectare van de vast verpachte gronden komen binnen drie jaar vrij.
De Gelderlander, 01/09/05

 

Regels niet klaar voor innovaties

Het geslotenkas systeem is een van de meest spraakmakende innovaties in de landbouw. Door gebruik te maken van een warmtewisselaar, die in de zomer de kas koelt en de warmte diep in de grond opslaat om deze warmte in de winter weer te benutten, is een kassencomplex van een energie slurper energie leverancier geworden. De kas moet dan wel iets hoger worden dan een traditionele kas. Regelgeving gaat uit van traditionele systemen en heeft dus problemen met dit innovatieve concept (TG). lees verder:

Bouw GeslotenKas Rilland stilgelegd
De gemeente Rilland heeft de bouw van de 1,6 hectare grote GeslotenKas van tomatentelers Cees en Leo van der Lans stilgelegd. De kas is met een hoogte van 7 meter 1 meter hoger dan de vergunning toestaat.
Woordvoerder Wilco Wisse van de broers Van der Lans erkent dat de kas hoger is dan de hoogte die in de vergunning is vermeld. Dat komt omdat het aanvankelijk de bedoeling was een traditionele kas te bouwen met luchtramen. ”Vervolgens is besloten tot de bouw van een GeslotenKas. En daarbij hoort een luchtcirculatiesysteem dat de nodige ruimte in beslag neemt en waardoor de kas hoger wordt."
De broers en de gemeente zijn met elkaar in gesprek over een oplossing.
Publicatiedatum: 3 september 2005Door: Agrarisch Dagblad

 

Platteland als recreatiegebied

De meeste Nederlanders zien veel mogelijkheden in het platteland als recreatiegebied, zo blijkt uit onderzoek dat de Stichting Recreatie en Schuttelaar & Partners hebben uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Veel consumenten bezoeken het platteland om er te recreeren. In de zomer is driekwart er gemiddeld 1 keer per week te vinden, vanwege de rust en ontspanning (92%) en de gezondheid en frisse lucht (87%). Bijna alle Nederlanders (94%) vinden het platteland belangrijk voor Nederland. Toch bezoekt niet iedereen het platteland. Met name stedelingen gaan zelden naar het platteland, omdat ze niet weten wat er te doen is. Daarnaast vinden ze het te ver en kunnen ze moeilijk de stad uit komen. Liever recreeren ze in bijvoorbeeld de Ardennen, omdat daar het landschap anders is en zij zich daar in het buitenland voelen terwijl het toch dichtbij is. Volgens het LNV Consumentenpanel zouden stedelingen meer op het platteland recreeren, als zij weten wat er te doen is. Het Consumentenplatform vindt dan ook dat ondernemers op het platteland hun producten beter op de kaart moeten zetten.
03-09-2005Bron : Recreatie & Toerisme nr. 4, p. 30, 2 p.

This page is powered by Blogger. Isn't yours?