vrijdag, maart 31, 2006

 

Hulplijn

Een vraag op het gebied van archeologie? Klik dan maar eens op de volgende link en de kans is groot dat je het antwoord vindt.

http://www.archeologie-gemeenten.nl/index.php

Het wachten is op www.reconstructie-gemeenten.nl

donderdag, maart 30, 2006

 

Voucher systeem

Economische zaken heeft goede ervaringen opgedaan met het voucher syteem. Ondernemers kunnen een voucher aanvragen zonder dat er voorwaarden aan verbonden zijn. De vouchers kunnen ingeleverd worden bij erkende kennisinstellingen. Hier vindt de kwaliteitscontrole plaats. Als een kennisinstelling onder de maat presteert, omdat de voucher verstrekker ontevreden is over het resultaat, dan wordt de instelling uitgesloten van verdere deelname. De gedacht is dat kennisinstellingen hun reputatie niet op het spel zetten en waarde naar geld leveren. Het aardige is dat nu ook kleine bedrijven van subsidie kunnen profiteren. In het oude systeem waren de beheerskosten zo hoog dat men alleen kon werken met hoge bedragen. Zou men dat niet doen dan zijn de beheerskosten hoger dan de uitgekeerde subsidie en dat valt niet te verkopen. Het voucher systeem is een slimme oplossing.

EZ: 6000 innovatievouchers voor 2006

Minister Brinkhorst van Economische Zaken (EZ) gaat het aantal innovatievouchers voor 2006 verdubbelen naar 6000. Dit heeft hij aan de Tweede Kamer gemeld. Oorspronkelijk zouden er dit jaar 3000 vouchers op de markt komen. De 6000 vouchers zullen in één keer ter beschikking komen, waarschijnlijk nog voor de zomer. De vouchers worden verder inwisselbaar bij buitenlandse kennisinstellingen.
Zo kan ieder bedrijf uit het midden- en kleinbedrijf (mkb) éénmalig een voucher van 2500 euro krijgen. Dit is een 'snuffelvoucher', waarmee een ondernemer wordt gestimuleerd de eerste stappen naar een kennisinstelling te zetten. Van deze kleine voucher komen er 3000 ter beschikking. Daarnaast kunnen ondernemers één keer per jaar een grotere voucher van 7500 euro krijgen. Hiermee kan de ondernemer met een uitgebreider vraagstuk bij de kennisinstelling terecht. Voor deze vouchers geldt een eigen bijdrage van 1/3e deel. De overheid draagt de resterende 5000 euro bij. Ook hiervan komen 3000 vouchers beschikbaar. De regeling is in lijn met eerdere pilots. De 6000 vouchers zullen in één keer ter beschikking komen, waarschijnlijk nog voor de zomer. De vouchers worden verder inwisselbaar bij buitenlandse kennisinstellingen. Tot nu toe kon dat buiten Nederland alleen in Noordrijn-Westfalen en Vlaanderen.
Ministerie van EZ, 30/03/06

 

Vrijetijdsbesteding

Recreatie en toerisme zit in de lift. Nieuwe ondernemers maken plannen en bestaande ondernemers weten elkaar steeds beter te vinden. Door met elkaar samen te werken proberen ze meer klanten naar zich toe te trekken. Samen met een aantal ondernemers werk ik aan en platform om hier invulling aan te geven. We denken aan een 'portalwebsite' die door goed zoekmachinemanagement potentiele klanten moet aantrekken die vervolgens kunnen doorklikken naar de websites van de deelnemende ondernemers.
Zie ook:
http://reconstructiepeelenmaasnieuws.blogspot.com/2006/02/regiowebsite.html

Dagje uit laat kassa rinkelen

In Brabant wordt steeds meer geld uitgegeven aan vrijetijdsbesteding. Jaarlijks gaat er in de Brabantse recreatiebranche zo’n 10,3 miljard euro om, zeker de helft meer dan enkele jaren geleden berekend werd. Het aantal mensen dat werkt in deze sector, is gestegen tot 60.250. Daarmee is vrijetijdsbesteding steeds belangrijker voor de Brabantse economie. Volgens D. Korteweg Maris van het Brabants Bureau voor Toerisme (BBT) zal er de komende jaren alleen maar meer geld aan uitgegeven worden. „Mensen krijgen steeds minder vrije dagen. Daarom zijn ze bereid in hun spaarzame vrije tijd fors geld uit te geven, zodat ze zeker weten dat ze een aantal leuke uren hebben.“De 10,3 miljard euro wordt alleen uitgegeven aan dagjes uit in de provincie. Wat uitgegeven wordt aan overnachtingen en zakelijke bijeenkomsten als congressen is door het Brabants Bureau voor Toerisme niet bij het bedrag meegeteld. Wel bekend is dat de vakantiesector in Brabant al jaren onder druk staat door toegenomen concurrentie en steeds goedkopere zonvakanties.Uit cijfers van het Tilburgse bureau blijkt dat jaarlijks 618 miljoen vrijetijdsactiviteiten in Brabant ondernomen worden. „Activiteiten die zich buitenshuis afspelen en minimaal een uur duren“, zegt Korteweg Maris. „Zoals wandelen, fietsen, het bezoeken van de sportschool of een wedstrijd, een festival of concert, cafébezoek of winkelen.“

Funshoppen

Verreweg het meeste geld wordt uitgegeven aan ’funshoppen’. „Daar wordt in Brabant 4,6 miljard euro per jaar aan uitgegeven“, zegt Korteweg Maris. Op de tweede plaats staat uitgaan, met 1,8 miljard euro.Brabantse attracties krijgen jaarlijks 42,7 miljoen bezoeken te verwerken. „Dan hebben we het behalve over attractieparken als de Efteling over speeltuinen, rommelmarkten, kermissen en de dierentuin.“ Die bezoekjes leveren de Brabant jaarlijks 535 miljoen euro op. Volgens het BBT is in die cijfers een piek te zien als een pretpark als de Efteling zoals dit jaar een nieuwe attractie heeft. De pretparken openen zaterdag weer de deuren voor het publiek.

Toelevering

De 60.250 mensen die in de recreatiesector werken, komen rechtstreeks in aanraking met recreanten. „Werknemers van parken, musea of campings.“ Ook toeleveringsbedrijven profiteren van de groeiende markt. Exacte cijfers daarover worden eind dit jaar verwacht. Dan komt het BBT opnieuw met actuele cijfers. Brabantsdagblad 30 maart 2006.

woensdag, maart 29, 2006

 

'Afval' is waardevolle grondstof

Gedurende tientallen miljoenen jaren is organisch materiaal in de aardkorst verworden tot aardolie en aardgas. Nu deze voorraden opraken moeten we op zoek naar alternatieven. Samen met Wageningen UR werk ik aan een project "Groene Raffinaderij" in het kader van Biobased-Brabant. Groene-grondstoffen zijn een deel van de oplossing maar er is meer mogelijk zoals je in het volgende artikel kunt lezen.

Elimineren virussen door afval als voedsel - De vijf rijken

De 'living machine' is vanzelfsprekend een bijzonder elegante manier om afvalwater te zuiveren en tot drinkwaterkwaliteit op te krikken. De milieuvriendelijke techniek krijgt echter veel meer reliëf wanneer ze met andere principes uit de industriële ecologie wordt gecombineerd. Volgens innovatieve denkers (als Wes Jackson, Janine Benyus, Gunther Pauli, John Todd) kunnen toepassingen tot schaalsprongen in duurzaamheid leiden. Een kans voor de provincie Brabant? Voor een goed besef van de huidige problemen - vooral het teveel aan mest en CO2 emissies - is een korte, historische vogelvlucht over natuur en landbouw noodzakelijk. Tot aan het eind van de jaren '50 van de vorige eeuw is de landbouw immers vrijwel volledig van rechtstreeks zonlicht afhankelijk geweest. Dat veranderde toen de olie in onder andere Texas bijna letterlijk de grond uit schoot. Met behulp van fossiele brandstoffen kon een gemiddelde boer binnen drie decennia ruim het zesvoudige aan landbouwopbrengsten binnenhalen. Een ongehoorde prestatie die waarschijnlijk alleen maar te vergelijken valt met de omslag van jacht naar landbouw, de eerste revolutie. Helaas komen de grenzen van die schijnbaar onbekommerde lineaire groei in zicht (of zijn zelfs overschreden). Enerzijds heeft het grootschalige gebruik van water en irrigatie, van herbiciden, kunstmest en fossiele brandstoffen geleid tot behoorlijk schadelijke effecten op grond, water en lucht. Aan de andere kant is het agro-industrieel complex niet langer in staat om de landbouwopbrengsten met de huidige wijze van productie te verdriedubbelen. Daardoor krijgt een steeds groter deel van de wereldbevolking steeds minder voldoende voedsel om in haar bestaan te voorzien. Volgens vooruitstrevende intellectuelen - die tegelijkertijd ook praktisch werk verrichten - is de tijd daarom rijp voor een nieuwe industriële revolutie die uitgaat van (imitatie van) natuurlijke materialen, processen en systemen. Opbrengsten worden daarmee ongelimiteerd. 'Niet door te verwachten dat de aarde meer oplevert maar door veel inventiever van de producten van de aarde gebruik te maken', meent Gunther Pauli, oprichter van ZERI (Zero Research Emissions Initiative). Dat uitgangspunt betekent een fundamentele wijziging van denken omdat managers van bedrijven maar ook de meeste wetenschappers vastzitten aan verhoging van een bepaalde factor (zoals omzet, winst, aandeel) zonder zich te beseffen dat problemen vaak de oplossingen in zich bergen. Basis van levende systemen Vraag een willekeurige manager uit het MKB, een politicus uit één van de grote partijen of een beleidsambtenaar op EZ wat de vijf rijken in de levende natuur zijn (dieren, planten, algen, schimmels en bacteriën), slechts weinigen weten het antwoord. Toch ligt in die kennis de sleutel tot veel van de tegenwoordige milieuproblemen. Kern daarvan is zelforganisatie, hét kenmerk van levende systemen. In diverse werken heeft Ilya Prigogine, Nobelprijswinnaar en één van de vaders van de moderne complexiteitstheorie, aangetoond dat levende systemen zich aan de rand van de chaos, dus vér uit hun evenwichtstoestand, ontwikkelen. Dat doen ze door constant energie en materie aan hun omgeving te onttrekken. De terugkoppelingsringen binnen het systeem kunnen wiskundig als niet-lineaire vergelijkingen beschreven worden (fractals zijn daarvan een schitterend voorbeeld). Boven een bepaald breekpunt, door evolutionair bioloog Stuart Kauffman 'suprakritisch' genoemd, ontstaan nieuwe moleculaire combinaties of zelfs organismen. Vandaar ook dat nauwe samenwerking tussen de vijf rijken voorwaarde tot het (voort)bestaan van levende systemen is. Volgens John Todd, uitvinder van één van de eerste 'living machines' en directeur van 'Ocean Arks', springt men in de aquacultuur, de meest delicate van alle teelten, echter nogal lichtzinnig met algen, schimmels en lagere plantensoorten om. Sterker nog, ze worden als 'afval' gezien en fysiek of chemisch uit het zuiveringsysteem verwijderd (waardoor men andere, soms nog schadelijker chemicaliën moet inzetten). In een sterk technisch stuk in 'Ecological Engineering' betogen Todd en Beth Josephson dat vooral 'lagere' soorten doorslaggevend zijn voor levende systemen. Dat begint al bij minerale diversiteit, sterk veronachtzaamd in reguliere waterzuivering. Zo gebruiken bacteriën koolstof-, fosfaat-, ijzer-, en zwavelmineralen voor hun metabolische processen. En colloïden, mineraal/biologische mengsels van klei en uiterst kleine humusdelen, zijn weer verantwoordelijk voor de ionen-uitwisseling tussen bodem, water, bacteriën en hogere planten. De effecten daarvan worden alleen maar overtroffen door fotosynthese en de ademhaling, zo halen de twee eerder onderzoek aan. Andere opvallende kenmerken van functionerende levende systemen zijn volgens hen een grote variëteit aan microbiële gemeenschappen. Naar de geschiedenis en het gedrag van de meeste bacteriën is echter weinig onderzoek gedaan terwijl we weten dat soms één bacterie al katalyserend kan werken op belangrijke reacties. Schimmels, effectiever op land dan in het water, breken organismen tot krachtige enzymen af. Maar ook insecten, slakken en schaaldieren, te vaak als last beschouwd, hebben zo hun functie. Zo zijn slakken prima klokkenluiders: bij een bepaalde hoeveelheid gif kruipen ze omhoog in de natte onderste delen van planten. En van schaaldieren is weer bekend dat ze water van colloïden en andere (an)organische afbraakproducten filteren. Ontwerp Om een natuurlijk systeem in stand te houden, zijn volgens Todd en Josephson tenminste drie rijken nodig. ZERI heeft voor dat verschijnsel een mogelijke verklaring gevonden. Wat in het ene rijk afval van - en dus vergif voor - een levenssoort is, blijkt in het andere rijk juist een nutriënt of voedsel te zijn. Virussen en andere ziekteverwekkers (die elk systeem minder weerbaar maken) worden geneutraliseerd of verdwijnen zelfs geheel wanneer ze twee of meer rijken hebben doorlopen. Voorbeelden zijn er te over: van appels, rijk aan cyanide, tot aan mosterdsoorten die zware metalen opslaan. Het mooie is nu dat in de meest complexe ecosystemen - een bos, een koraalrif - de dieren en planten, de schimmels en bacteriën op één plaats samenwerken, voedsel en informatie met elkaar uitwisselend, transport tot een minimum beperkend en op die manier een overvloedige rijkdom creërend. En alsof dat niet genoeg is, gebeurt dat bij alle volwassen ecosystemen - daar waar alle vijf rijken samenwerken - ook nog eens onder normale druk en temperatuur. De benodigde energie wordt via fotosynthese - dus uit direct zonlicht! - uit de grenzen van het systeem gehaald. Het contrast met de huidige industriële productiewijze kan niet scherper zijn. Daar heerst volgens Janine Benyus, een biologe die internationaal doorbrak met 'biomimicry', het aloude matra van 'heat, beat & treat': verhitten, onder druk brengen en chemisch behandelen. Voor dat proces wordt het oude, zwaar geconcentreerde zonlicht - fossiele brandstoffen - van heinde en verre aangesleept. Is het een wonder dat onze CO2 emissies zienderogen toenemen en onze restproducten in steeds groter hoeveelheden op de vuilnisbelt belanden..? Over vissen en varkens Het kan echter anders. Op de Fiji eilanden en Hawaii, in China en Namibië zijn diverse levende systemen beproefd die veel of alle van bovenstaande eigenschappen in zich verenigen. Met soms verbluffende resultaten. Neem bierbrouwerijen waarmee Brabant eens zo rijk was toebedeeld. Minder dan 10% van de nutriënten in de gerst wordt echter voor brouwen gebruikt. De borstel (het vaste restproduct) gaat naar de varkens. Is dat nu een goede oplossing? Mwah, niet echt. Weliswaar eten varkens bijna alles maar omdat het restproduct uit 70% vezels bestaat, gaan de dieren er nogal van flatuleren. Veel beter is het om deze vezel eerst met zaagsel te mengen en, zoals professor Chan dat bij een jongensschool op Suva (Fiji eilanden) doet, daarop paddestoelen en wormen te telen. De paddestoelen en wormen zetten het ligno-cellulose uit de vezel in de bodem om in een makkelijk afbreekbaar eiwit waar kippen en varkens gek op zijn. De excrementen van de dieren verdwijnen drie tot zes dagen in een zuurstofloze vergister die niet alleen biogas (voor koken) opwekt maar ook zo'n 60% van de biochemische zuurstofvraag wegneemt. Het resterende deel van het digestaat komt vervolgens in een serie ondiepe vijvers terecht waar de groene alg alle resterende organische massa filtert en het water verder met zuurstof verrijkt. Maar dat is nog niet alles. Gedroogd is de alg een uitstekende aanvulling op het dieet van de kostschooljongens. Ook kunnen algen als voedsel voor vissen in dieper gelegen vijvers dienen. Waar het volgens Pauli op aankomt, is deze subsystemen goed op elkaar af te stemmen. "Op Fiji houden ze nu zeven tot acht soorten vis in drie meter diepe vijvers. Elke soort zwemt op z'n eigen diepte waar het zich voedt met het plankton dat op dat niveau voorkomt. Gaat er één soort ziek of dood, dan zorgen de andere soorten ervoor dat het systeem in stand bijft", zo vertelde hij enige jaren geleden een internationaal gezelschap studenten aan Wageningen Universiteit. Plaatselijke werkgelegenheid Welke voordelen zijn hieruit voor Brabant te halen, mocht de provincie een 'living machine' op dergelijk wijze uitbreiden? Allereerst dat de grondstofproductiviteit bij clustering van diverse economische activiteiten met 50 à 75% zal toenemen en schadelijke emissies (nitraten) navenant zullen afnemen. Vreemd? Helemaal niet want eerst werden die producten als afval beschouwd! Nu krijgen stofstromen tijdens verschillende fases van het proces meerwaarde. In de vorm van biogas dat als warmte en groene stroom verkocht kan worden. In de vorm van tilapia, de zoetwatervis waar steeds meer vraag naar is. Of in de vorm van een bepaald soort paddestoel, bijvoorbeeld een shii-take, die op de markt duur wordt betaald. Tegelijkertijd leveren die economische activiteiten ook weer nieuwe werkgelegenheid op die eerder zorg en aandacht dan grote inspanning vereisen. Er schuilt echter een addertje onder het gras. Wil elk van de activiteiten ecologisch levenskrachtig zijn, dan moet deze 'extended living machine' zich op een klein gebied afspelen, bij voorkeur in de nabijheid van een brouwerij en afgestemd op de lokale vraag naar tilapia en paddestoel, naar kip en naar ei. Met vanzelfsprekend als grote hamvraag: wie durft?
Auteur: Tseard Zoethout

 

Varkens door fout

‘Ellende door fout gemeente’

Door nalatigheid van de gemeente Rucphen lopen bewoners van het Jeroen Boschplein in Rucphen grote kans straks tegen een varkenshouderij aan te kijken. In 2002 besloot de provincie Noord-Brabant mee te werken aan een plan van varkenshouder Jan Lauwerijssen en de gemeente Rucphen om zijn kalvermesterij aan de Bosheidestraat te sluiten en ter compensatie de bouw van een huis, even verderop, toe te staan. Wel moest de gemeente Rucphen dan de bestemming van het perceel Bosheidestraat 5b, waar Lauwerijssen eigenaar van is, veranderen, zodat de vestiging van een veebedrijf niet meer mogelijk zou zijn. Rucphen beloofde dat te doen, maar nu blijkt dat ze daar niet op tijd de benodigde maatregelen voor heeft getroffen. Lauwerijssen besloot daarop opnieuw een ergunning aan te vragen voor de oprichting van een varkenshouderij. Volgens het huidige bestemmingsplan moet Rucphen daar nu aan meewerken. Voor de buurtbewoners is de nalatigheid van Rucphen een hard gelag. „Ons eigen bevoegd gezag heeft ons in 2002 in de steek gelaten“, zegt Piet Maris namens de buurt. „Als zij haar plicht had gedaan, had dat ons een heleboel ellende bespaard.“De provincie heeft de gemeente Rucphen verzocht de bestemming ter plekke alsnog te wijzigen. Volgens gemeentewoordvoerster Agnes Bogers heeft Rucphen daar op geantwoord dat ze dat gaat doen omdat het hele bestemmingsplan buitengebied binnenkort wordt aangepast.„Maar dan is het wel te laat om de varkenshouderij nog te weren. Met de nieuwe bestemming kan alleen worden voorkomen dat de rest van het bouwblok op een ongewenste manier wordt ingevuld“, aldus jurist Geert van Bruggen van de provincie.Hij weet niet waarom Rucphen zo lang heeft gewacht met het veranderen van de bestemming. „Ze waren daar op de goede weg met het voorbereidingsbesluit en we zijn ervan uitgegaan dat de rest van de procedure uitgevoerd zou worden. Nu is gebleken dat dat niet is gebeurd.“Voor de buurt blijft het spannend of ze over enige tijd een varkenshouderij in hun nabijheid krijgen.Ze hebben onlangs hun zorgen en bezwaren toegelicht tegenover de onafhankelijke commissie Beroep en Bezwaar. Die heeft nog geen advies aan het college van B en W uitgebracht. De Stem 19 maart 2006.

dinsdag, maart 28, 2006

 

GFT

Gecomposteerd of vergist huishoudelijk afval blijft toegelaten als mest

In de lijst met toegelaten meststoffen van de Europese Unie staat bij het product "gecomposteerd of vergist huishoudelijk afval" als einddatum voor gebruik 31 maart 2006. De Europese Commissie heeft besloten deze einddatum te schrappen. Het product blijft daardoor toegelaten voor gebruik als meststof of bodemverbeteraar, ook na 31 maart 2006. De gebruiksvoorwaarden zijn verder ongewijzigd gebleven. Onder deze gebruiksvoorwaarden staan de maximumconcentraties aan zware metalen.
Skal, 28/03/06

 

Tour de la campagne

Rijk en provincies starten 'Tour de la campagne'

Samen werken aan het landelijk gebied. Met dat motto start op 30 maart de 'Tour de la campagne'. Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen bundelen hun krachten om de vernieuwing van het platteland beter te kunnen stimuleren.

Minister Veerman gaat de komende tijd het land in om met de verantwoordelijke bestuurders de projecten voor een Vitaal Platteland te bekijken. Deze bezoeken worden begeleid met een publiekstentoonstelling 'Vitaal Platteland'. Deze tentoonstelling is voor het eerst te zien van juni tot september in museum Naturalis in Leiden. Het eerste paneel van deze tentoonstelling is een 'kookboek' met recepten voor een vitaal platteland. Topkok Pierre Wind laat zien hoe je recepten opstelt en uitvoert.Op 30 maart starten het Rijk en de provincies formeel de besprekingen om voor elke provincie een bestuursovereenkomst te sluiten. In deze 7-jarige overeenkomsten staan de doelen en het bijbehorende budget voor aankoop, beheer en ontwikkeling in het landelijk gebied.

Het Rijk heeft verschillende subsidieregelingen bijeengebracht in het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ruim 3 miljard euro) en er ligt een Meerjarenprogramma Vitaal Platteland met de Rijksdoelen. De provincies krijgen vanaf 2007 de verantwoordelijkheid voor de uitvoering en het geld voor de ontwikkeling van het platteland.Het evenement is live te volgen op de website www.gebiedsgerichtbeleid.nl. Zo snel mogelijk na afloop van het evenement zijn daar ook foto's te vinden.
Ministerie van LNV, 28/03/06

 

Ruimte bij de boer

Studie naar ander gebruik platteland

De universiteit uit het Duitse Münster onderzoekt de mogelijkheden van het platteland in onder andere Beuningen en Wijchen. Het gebruik van het platteland verandert. Boeren krijgen het steeds moeilijker. Ze moeten tegen steeds scherpere prijzen hun producten aanbieden.Aan de ene kant breiden grote boeren die een opvolger hebben steeds meer uit. Anderzijds moeten kleinere agrariërs vaak noodgedwongen stoppen. De bedrijfsruimten zoals stallen en schuren komen dan leeg te staan. De ondernemer wil er graag een andere activiteit starten, maar die moet wel op het platteland passen. Het instituut voor geografie van de universiteit van Münster gaat vooral in kaart brengen hoeveel bedrijfsruimte er vrij komt en wat andere gebruiksmogelijkheden zijn. De Duitse onderzoekers werken daarbij samen met de Radboud Universiteit Nijmegen, de Duitse Landwirtschaftskammer en LTO Noord Projecten.Er is al het nodige vooronderzoek verricht. En daarbij is ook over de grens gekeken. De Duitse universiteit heeft de demografische en agrarische gegevens verzameld van alle 130 gemeenten in het Euregio-gebied.Op grond van de resultaten van de uitgebreide inventarisatie wordt het onderzoek nu verder toegespitst op zes gemeenten waarvan drie in Nederland. Behalve Beuningen en Wijchen is dat Montferland in de Achterhoek. Het onderzoek bestaat onder andere uit een vragenlijst die naar alle agrariërs in de drie Nederlandse gemeenten wordt toegestuurd. Over enige maanden, tijdens de zomer, komen de Duitse onderzoekers Andreas Henseler en Frank Bröckling naar Nederland om zogeheten veldbezoeken af te leggen.Het uiteindelijk doel van het onderzoek is om de veranderingen op het platteland in beeld te brengen en te kijken welke verschillen er zijn tussen Nederland en Duitsland in de gebruiksmogelijkheden van oude boerenbedrijven. Verder willen de onderzoekers boeren die iets ander met hun bedrijf willen, ondersteunen. Er komt een website. (www.ruimtebijdeboer.nl) met informatie over het onderwerp. Agrariërs kunnen hier ook hun lege bedrijfsruimten te koop aanbieden. Gelderlander 28 maart 2006.

 

Nieuwe wethouders in Boekel

DOP regeert met het CDA in Boekel

De Democratisch Onafhankelijke Partij (DOP), winnaar van de verkiezingen in Boekel, gaat de komende raadsperiode regeren met het CDA. Dat heeft DOP-fractieleider en formateur Antoinette Heunks gisteren bekend gemaakt. Door de nieuwe coalitie komen er in Boekel twee nieuwe, nog onervaren wethouders. Henny van Boxtel gaat namens DOP deze taak vervullen en Peter Ketelaars namens het CDA. De huidig CDA-wethouder Henry van Rooij stopt ermee. De twee nieuwe wethouders komen beiden uit Boekel. Er is nog niet concreet afgesproken wie welke portefeuille gaat bestieren, maar voor de hand ligt dat Van Boxtel, die afkomstig is uit de zorgsector, welzijn tot haar takenpakket neemt. Peter Ketelaars heeft eerder aangegeven ruimtelijke ordening te ambiëren. Volgens Heunks wordt onder meer woensdagavond nog gesproken over de invulling van de part-time wethoudersposten. De nieuwe wethouders worden dan op 6 april geïnstalleerd.De nieuwe coalitie is een tegenvaller voor Gemeenschapsbelang Venhorst, die de afgelopen twaalf jaar met het CDA in de coalitie gezeten heeft. Voor wethouder Maria Brans betekent het zelfs dat zij na acht jaar plaats moet maken. Gemeenschapsbelang is teleurgesteld dat de partij niet meteen gevraagd is voor een oriënterend gesprek. De partij wordt volgens de DOP net als Boekels Welzijn binnenkort pas uitgenodigd voor een gezamenlijk overleg. Heunks verklaart dat als volgt: „Wij hebben gekeken naar de uitslag van de verkiezingen. Twee partijen, DOP en CDA, haalden daar een grote meerderheid. Wij vinden het het eerlijkst naar de kiezer toe om een coalitie te vormen die 62 procent van de stemmen vertegenwoordigd.“ Heunks vindt dat haar partij zorgvuldig is geweest in de onderhandelingen. „Wij hebben niet op een onzorgvuldige manier partijen buitengesloten, dat denk ik niet.“Punten waar CDA en DOP het tijdens de besprekingen over eens moesten worden zijn onder meer de invulling van het buitengebied, inrichting van de Landbouw Ontwikkelings Gebieden (LOGG), bebouwing van de Vliegberg en het motorcrossterrein. Brabantsdagblad 28 maart 2006.

zaterdag, maart 25, 2006

 

Geurhinder

In Veghel zijn plannen om de oude CeHaVE silo's te herbenutten voor woningbouw. Vooronderzoek heeft uitgewezen dat het mogelijk is. Nu rest alleen nog een geurcirkel die roet in het eten gooit. Lang hoeft dit niet te duren. De wetgeving op dit gebied gaat veranderen. De werkelijk overlast gaat een rol spelen en ook krijgt de gemeente zelf en vinger in de pap om een beslissing te nemen.

Mogelijk tweede leven voor lege silo’s in Veghel

Gerard van Asperen heeft een kant en klaar en, volgens hem, haalbaar plan voor woningbouw in betonnen Veghelse silo’s.

Mooi of lelijk. Dat zijn betrekkelijke begrippen. Het gaat hier om het collectieve geheugen van Veghel. Symbolen van het industriële verleden. Ze vormen een echt landmark en Veghel heeft er voor een belangrijk deel zijn identiteit aan te danken. Ik vind dat je in zo’n geval verplicht bent te kijken of je een nieuwe functie kunt bedenken voor dergelijke bouwwerken, als ze in onbruik zijn geraakt. Slopen is de gemakkelijkste oplossing.“Gerard van Asperen heeft een heldere visie op behoud van cultureel erfgoed. De Veghelse architect heeft een plan gemaakt voor vestiging van woningen en kantoren in de lege silo’s van Cehave aan de Noordkade. Het mengvoederbedrijf verplaatst zijn productie geheel richting de A50 en zou het vrijkomende terrein het liefst herontwikkelen voor woningbouw. „Daarop heb ik aangeboden vrijblijvend een plan te maken voor woningen in die lege silo’s. Dat mocht.“

Enthousiast

Van Asperen ging niet over één nacht ijs. Hij nam een constructeur in de arm om te laten doorrekenen of alles wel technisch realiseerbaar zou zijn. Met aannemer Jan van de Ven werd het plan op financiële haalbaarheid getoetst. In beide zaken kon een positief eindresultaat worden genoteerd. „Zowel de gemeente als Cehave is enthousiast.“ Maar het plan blijft nu al bijna anderhalf jaar steken op een probleem: de milieucirkel van Van Heeswijk Mengvoeders.„Zo lang Van Heeswijk daar zit, kunnen er aan de overkant van de haven geen mensen wonen. Ik hoop eigenlijk dat er deze nieuwe raadsperiode iemand opstaat die bereid is een oplossing te bedenken voor dit probleem. Anders gaat deze unieke kans voor Veghel verloren.“ Brabantsdagblad 25 maart 2006.

 

Sint Anthonis heeft geld tegoed

Gemeenten jagen op melkquota

Gemeenten jagen op de 'vergeten' afdracht van pachters die hun melkquota hebben verkocht. Volgens het blad Binnenlands Bestuur proberen zij zo tientallen miljoenen euro te vorderen. .

Verpachters hebben recht op de helft van het melkquotum als boeren dat verkopen. Veel pachters melden deze transacties niet, aldus Binnenlands Bestuur. Per verpachte hectare gaat het om twintig- tot dertigduizend euro aan gemiste inkomsten.
Vijftien in Gelderland, Limburg en Noord-Brabant gelegen gemeenten hebben de hulp van gerechtsdeurwaarder en pachtwetspecialist Anton Geene ingeroepen. Volgens hem is het om tientallen miljoenen euro te vorderen. De Brabantse gemeente Sint Anthonis heeft in korte tijd 650.000 euro achterhaald. Zij probeert nog eens vijf ton te vorderen. "Eerst probeerden we op een nette manier aan het geld te komen, maar doorzetten deden we nooit", zegt wethouder Peter van Heijster van Sint Anthonis. "Tot anderhalf jaar geleden dan. Toen vond ik dat we lang genoeg voor de gek waren gehouden."
Publicatiedatum: zaterdag 25 maart 2006 Door: Agrarisch Dagblad

 

Idiote regels

Komst Prinses Margriet is onzeker

Het is nog maar de vraag of er ooit een horeca - en informatieboot in de Waal bij Druten komt te liggen. De onderhandelingen met Rijkswaterstaat verlopen moeizaam. „Er is een grote kans dat we geen vergunning krijgen“, zegt wethouder Tonnie van den Broek. „Al hebben we nog steeds geen definitief nee te horen gekregen. Tot die tijd blijf ik dan ook hopen op een ja.“ De plannen voor een horeca- en informatieboot ter hoogte van de Drutense veerstoep dateren van vier jaar geleden. Op de boot zou onder meer voorlichting gegeven worden over de Afferdense en Deestse Waarden. De Prinses Margriet, een schip dat nu nog illegaal in de Maas bij Grave ligt, zou hiervoor naar Druten komen.

Rijkswaterstaat deed destijds, aldus Van den Broek, niet moeilijk over de komst van deze boot, Vorig jaar mei kreeg Druten ruim zes ton subsidie voor het herinrichten van de veerstoep en de bouw van een aanlegsteiger voor passagiersschepen. Dat werk kan volgende maand, zoals gepland, van start gaan. Dankzij het binnenhalen van de subsidie leek ook de verhuizing van de Prins Margriet nabij. Maar Rijkwaterstaat beroept zich nu op de nieuwe richtlijnen in het kader van Ruimte voor de rivier. Die regels komen er op neer dat er geen nieuwe ‘obstakels’ mogen komen in het stroomgebied van de rivier. Dat zou een betere doorstroming bij hoogwater garanderen. Van den Broek „Ik snap er niks meer van. Zo’n boot heeft geen enkele invloed op de waterstand.

Het zijn idiote regels.“ Rijkswaterstaat houdt echter vooralsnog vast aan die regels. Dat de komst van de Prinses Margriet nog niet definitief van de baan is, komt omdat het ministerie van Verkeer en Watertstaat momenteel overweegt de regels te versoepelen. „De gemeente Druten zal het dus hogerop moeten zoeken“, zegt de demissionaire wethouder, „bij staatsecretaris Schultz van Haegen. Maar dat is een taak voor mijn opvolger.“ Zoals gezegd gaan de werkzaamheden op de veerstoep volgende maand wel gewoon van start. Er komen daar nieuwe verlichting, zitbanken, parkeerplaatsen, een fietsenstalling en een wachtruimte voor passagiers van het fiets- en voetveer. Met de aanlegsteiger wil Druten meer toeristen via het water naar het dorp en het Maas en Waalse achterland lokken. De werkzaamheden moeten eind augustus klaar zijn. Maar een kop koffie zal er voorlopig aan de Waal bij Druten niet te krijgen zijn. Delderlander 25 maart 2006.

vrijdag, maart 24, 2006

 

Anti-speculatiebeding lege dop

Voor jongeren is het door de hoge prijzen van bouwgrond bijna ondoenlijk om een eigen woning te bemachtigen. Zuinigruimtegebruik heeft bouwgrond schaars gemaakt en dus extreem duur. Er zijn gemeenten die deze starters te hulp komen door bouwgrond tegen een sterk gereduceerd tarief ter beschikking te stellen. Om het maken van snelle winst te voorkomen wordt hier een anti speculatie beding aan verbonden. Volgens het hiernavolgende artikel blijkt dat niet met de wet te stroken en is een anti speculatie beding een lege dop.

Opinie: Geen boete na overtreden anti-speculatiebeding

In de ene gemeente is het aantrekkelijker wonen dan in een andere gemeente. Op zich is daar niets mis mee, maar als de attractiviteit van een gemeentelijke locatie extra groot is kan dat leiden tot enkele minder gewenste effecten. Zo zal de ligging van een woning in een aantrekkelijk geachte gemeente kunnen zorgen voor een prijsopdrijvend effect. En bovendien komen jonge starters of andere minder kapitaalkrachtige kopers in die gemeente zodoende niet of moeilijk aan de bak. Met als gevolg dat op de duur in die gemeente een onevenwichtige samenstelling van de bevolking zal ontstaan.Het is begrijpelijk dat een gemeente, waarin deze effecten worden gesignaleerd, zal proberen de bakens verzet te krijgen.Zo ook de gemeente Rozendaal. Tot voor kort had meer dan de helft van de inwoners van deze Gelderse gemeente de leeftijd van meer dan 50 jaren. Speerpunt van het beleid van het gemeentebestuur werd daarom dat meer jongeren moesten worden aangelokt om zich hier te vestigen. Maar dat is eerder gezegd dan gedaan, want de prijs van een woning in Rozendaal ligt gemiddeld twee tot driemaal zo hoog als in naburige gemeenten. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de gemeente juist bij oudere, meer vermogende woningzoekenden erg in trek is. En dat weerhoudt de jonge, doorgaans minder kapitaalkrachtige starters ervan om zich hier te vestigen.Twee instrumenten bracht de gemeente in stelling in haar streven om het publieke belang te dienen door een zo gemêleerd mogelijke samenstelling van de bevolking te bevorderen.Als eerste kregen jongeren tot 36 jaar een belangrijke korting toen enkele jaren geleden bouwkavels werden uitgegeven in het nieuwbouwplan Villapark d’Kapellenbergh. Deze jongerenreductie bedroeg maar liefst 80.000 euro per kavel en in totaal werden twintig kavels gereserveerd voor jongeren. Tegelijkertijd werd een algemene prijsreductie gehanteerd waardoor de koopprijs op een peil zou liggen dat meer overeenkomt met het gemiddelde prijsniveau in de onderhavige regio.Daarnaast hanteerde de gemeente voor deze kavels het zogenaamde anti-speculatiebeding. Hierdoor moest worden voorkomen dat een koper gebruik maakte van de gunstige prijsstelling en na de aankoop de woning met grote winst zou verkopen aan een derde. Daardoor zouden immers de doelstellingen die met de ingrepen werden beoogd finaal onderuit gehaald worden.Kortweg komt dit laatste beding erop neer dat de koper en zijn eventuele rechtsopvolgers gedurende een periode van tien jaar na oplevering van de woning deze uitsluitend mogen vervreemden voor een beperkte prijs. In deze beperking is rekening gehouden met de genoten reductievoordelen en met een zekere indexering. Op overtreding van het beding wordt hierbij een boete gesteld die gelijk is aan de gerealiseerde winst. Deze boete wordt jaarlijks tien procent minder, zodat na tien jaren het beding expireert en geen sprake meer is van een boete. Beide bedingen zijn opgemaakt als een zogenaamd kettingbeding, dat de koper dus verplicht is door te geven aan een eventuele opvolgende verkrijger. Verder komt de koper alleen in aanmerking voor de transactie als hij een verklaring tekent dat hij voornemens is om de woning gedurende tenminste tien jaren als hoofdverblijf te blijven gebruiken.Op het eerste oog gaat het aldus om een doortimmerde constructie waarmee passende publieke doelstellingen worden nagestreefd.Bij nader inzien zal in de praktijk het complete systeem, hoe goed bedoeld ook, als een kaartenhuis in elkaar storten.De koper hoeft zich feitelijk weinig of niets van het anti-speculatiebeding aan te trekken want dat is nietig. Het beding is namelijk niet te rijmen met de bepalingen van de Huisvestingswet en dus is het beding in strijd met de openbare orde. Deze Huisvestingswet dateert van 1992 en is de opvolger van de vroegere Woonruimtewet. De Huisvestingswet verbiedt aan gemeenten expliciet om buiten de mogelijkheden die de wet biedt eigen instrumenten ter verdeling van woonruimte te construeren en te hanteren. De woningeigenaar is in principe vrij om over zijn eigendom te beschikken. En de particulier moet vrij zijn om zich te vestigen waar hij dat wenst. Een inbreuk op deze vrijheden wordt door de wet uitsluitend toegestaan als daartoe een noodzaak bestaat, bijvoorbeeld doordat anders een woningtekort zou (dreigen te) ontstaan voor bepaalde kwetsbare groepen. Is dat het geval dan kan de gemeente een huisvestingsverordening opstellen waarin een stelsel van huisvestingsvergunningen in het leven wordt geroepen. In Rozendaal waren en zijn echter vrije kavels in overvloed beschikbaar. Er is dus geen sprake van (dreigende) schaarste in het woningaanbod. Een huisvestingsvergunning kan niet worden verlangd om aldus een evenwichtige samenstelling van de bevolking te bewerkstelligen. En ook is het vergunningenstelsel niet toepasbaar in de zogenaamde vrije sector, dus als de koopsom boven een bepaalde grens ligt zoals hier het geval was.De gemeente kan dus de contractuele boetebedragen in alle gevallen vergeten.Wordt de koper dan niet ongerechtvaardigd verrijkt wanneer het anti-speculatiebeding achteraf blijkt geen effect te hebben? Natuurlijk is sprake van een aanzienlijke verrijking, maar de gemeente kan zich op geen enkele juridische grondslag beroepen om het genoten voordeel met succes terug te kunnen vorderen. Ook kan de gemeente Rozendaal zich niet beroepen op (rechts)dwaling. Een verkeerde uitleg van de wet door de gemeente moet immers voor haar eigen rekening blijven.Zoals te verwachten was heeft de gemeente Rozendaal dan ook intussen in twee gerechtelijke instanties in het stof gebeten. De termijn voor cassatieberoep bij de Hoge Raad is intussen onbenut verstreken. Dat hoeft overigens niet te betekenen dat de gemeente Rozendaal door op het verkeerde paard te wedden de forse reductiebedragen heeft verkwist. Het ‘Rozendaal-effect’ kan immers ook betekenen dat de jonge kopers gewoon blijven zitten waar ze zitten.Mr. Willem van de Kam is advocaat in Boxmeer, rechter-plaatsvervanger en medewerker van deze krant. Gelderlander 24 maart 2006.

donderdag, maart 23, 2006

 

Plan Pouwer te Zetten

Samen met een aantal partners werk ik aan "Boerderijpark-Brabant". In dit plan worden de functies wonen, cultuur-historie, leefbaarheid kleine kernen en toerisme geïntegreerd. Het doel is om streekeigen boerderijen en woningen te herbouwen in de nabije omgeving van kleine kernen. Bijvoorbeeld een bestaande kruising van wegen waar in iedere oksel een bouwwerk komt waardoor er een nieuw gehucht ontstaat. Een serie van gehuchten rond een dorp vormen met elkaar het "Boerderijpark". Door gebouwen te 'splitsen' kunnen er in een nieuw gehucht ongeveer 12 tot 16 gezinnen wonen waardoor deze vorm van wonen in groen toegankelijk wordt voor een breder publiek. Om een indruk te krijgen van de sfeer en kwaliteit volgt hier een slideshow van Plan Pouwer te Zetten wat als inspiratie van dit plan dient.
http://www.flickr.com/photos/tags/planpouwer/show/

 

Motorcrossterrein Landerd

Samen met een contactpersoon namens de Noordoost Brabantse motorcrossverenigingen onderzoek ik of er behoefte is aan een platform wat kan fungeren als spreekbuis om wensen richting de overheid te kanaliseren. Doel is naar geschikte locaties te streven om deze sport te beoefenen naar tevredenheid van zo mogelijk alle partijen. Het volgende bericht gaat over een nieuwe beoogde locatie zoals die in het reconstructieplan opgenomen is.

Pas in juni besluit over crossterrein

De provincie geeft naar verwachting in juni duidelijkheid over de aanleg van een regionaal motorcrossterrein nabij Ferm-o-Feed in Zeeland. Volgens de Landerdse wethouder Egbert van Hout moet de provincie een principe uitspraak doen over de aanleg van het regionale circuit. „We hebben onlangs nog overleg gehad met de provincie en motorclub Sint-Christoffel uit Schaijk. Er ligt nu een plan voor de invulling van het motorcrossterrein“, aldus Van Hout. De provincie moet nu een uitspraak doen of het motorcrosscircuit nabij Ferm-o-Feed een regionale voorziening kan worden. Eind vorig jaar gaf wethouder Van Hout al aan dat er geen belemmeringen meer zijn wat betreft de milieuregels en het akoestisch onderzoek. In de buurt van de mestfabriek Ferm-o-Feed is nog wel de aanleg van een zogeheten landbouwontwikkelingsgebied gepland. Door de aanleg van een regionaal motorcrossterrein moet er volgens Van Hout een klein deel van dat landbouwontwikkelingsgebied worden opgeofferd. „Maar dat zou toch gemoeten hebben omdat dat deel nog binnen de geluidscirkel van vliegbasis Volkel valt. En omdat er bij de landbouwbedrijven ook woningen gebouwd moeten worden, zou dat gedeelte van het landbouwontwikkelingsgebied toch al niet gebruikt kunnen worden vanwege die geluidscirkel van Volkel dus.“
VragenVolgens Van Hout zijn er inmiddels ook concrete vragen gesteld door gemeenten uit het Land van Cuijk over deelname aan het regionale motorcrosscircuit. „Het gaat dan ook om financiële steun vanuit het Land van Cuijk“, zegt Van Hout. In het verleden heeft de gemeente Uden ook al aangegeven dat ze wil bijdragen in het motorcrossterrein. Ook Boekel zal mogelijk meedoen. Motorclubs uit die gemeenten kunnen ook gebruik gaan maken van het circuit in Zeeland. Ook de provincie zal een bijdrage leveren. Op het nieuwe regionale motorcrossciruit zou straks 21 uur per week gecrosst mogen worden.
Regionaal crossterrein
Landerd bekijkt samen met de provincie of er in de buurt van mestfabriek Ferm-o-Feed aan de Volkelseweg in Zeeland een crossterrein kan komen.In Landerd is geen crossterrein meer sinds de Raad van State het crossen op het terrein in de Reekse bossen heeft verboden.Behalve motorclubs uit Landerd moeten ook clubs van leders geholpen worden. Brabantsdagblad 23 maart 2006.

woensdag, maart 22, 2006

 

Lobby om het grote ILG geld gaat beginnen

Een Overijsselse burgemeester heeft met zijn gedeputeerde gesproken en weet er meer van.......

Dinkelland aast op 40 miljoen aan subsidies

De gemeente Dinkelland wil de komende jaren zo’n 40 miljoen euro binnenhalen aan zogeheten ILG-gelden. Daarmee kunnen projecten worden aangepakt in het kader van de vernieuwing van het landelijk gebied. Het rijk heeft daarvoor alle beschikbare subsidies in één pot gestopt: het Investeringsbudget Landelijk Gebied. De provincie Overijssel is verantwoordelijk gesteld voor de verdeling van dat geld. Hoeveel er voor Overijssel precies beschikbaar is, weet burgemeester F. Willeme niet, maar wel dat het om een ‘aanzienlijk bedrag’ gaat. Dat geld heeft de provincie beschikbaar voor de periode van 2007 tot 2013. ‘En Overijssel wil die pot ook graag verdelen’, weet burgemeester Willeme.

Vandaar ook dat de gemeente Dinkelland probeert om zoveel mogelijk ILG-geld binnen te halen. Daarbij werkt de gemeente samen met de omliggende gemeenten Oldenzaal, Losser en Tubbergen.Burgemeester Willeme beseft dat Dinkelland met een wensenlijst van 40 miljoen hoog inzet maar hij weet inmiddels ook al dat het om een ‘reëel bedrag’ gaat. ‘Waarmee overigens niet is gezegd dat ook alle aanvragen worden gehonoreerd’, houdt Willeme nadrukkelijk een slag om de arm. De burgemeester baseert zijn optimisme op het onderhoud dat hij heeft gehad met de verantwoordelijke gedeputeerde van de de provincie, P. Jansen.De ILG-gelden worden voornamelijk ingezet voor verbetering van de natuurlijke, landschappelijke en sociale samenhang alsook leefbaarheid van het platteland. Maar ook voor de (kleinere) kernen kan er een beroep op worden gedaan, bijvoorbeeld voor een Kulturhus.

De grotere kernen als Denekamp en Weerselo zijn uitgesloten. Al is het voor Ootmarsum niet uitgesloten dat ILG-geld kan worden aangewend voor bijvoorbeeld het masterplan. ‘Dit met het oog op de stimulering van het toerisme’, licht Willeme toe. ILG-geld voor bijvoorbeeld de tunneltjes onder de nieuwe rondweg in Weerselo is er niet bij, heeft Jansen al onverbiddelijk laten weten. Maar een project met betrekking tot spiritualiteit in de omgeving van ’t Stift, zoals een ‘hotelachtig iets om in retraite te gaan’ of voor ‘een oosterse geloofsleer’ is kansrijk. ‘Als we vandaag een plan indienen, hebben we morgen het geld’, weet Willeme van de gedeputeerde.In het najaar maakt de provincie duidelijk aan welke projecten ILG-geld wordt toegekend. Willeme dicht Dinkelland daarbij grote kans toe omdat ook erg belangrijk is hoe de co-financiering is geregeld. ‘In Dinkelland is dat voor een groot aantal project al rond’, stelt Willeme vergenoegd vast. Toch zal de gemeente tot het najaar nog flink moeten lobbyen richting de provincie. ‘Een mooie klus voor het nieuwe college’, aldus de burgemeester die er op wijst dat ook de Euregio nog een aantal miljoenen te verdelen heeft. Tubantia 22 maart 2006.

 

Scheurtjes in rigide EHS denken

Een rapport dat beleidsmakers voor natuur, landschap en water, in dienst van ministeries en provincies, op de mogelijkheden om ruimte en budgetten beter te benutten wijst. Binnen het sectoraal natuurbeleid kan dit door de EHS om te bouwen tot een Ark die alle doelsoorten beschermt in een gewenst veelvoud van locaties. Vervolgens kan het beleid voor natuur, landschap en water worden geïntegreerd met een Integrale Ark, die naast de Hotspots van doelsoorten ook de Hotspots beschermt van het landschap en het watersysteem. Zo’n Integrale Ark versterkt bovendien de recreatie- en woonomgeving.

Trefwoorden: Platteland, natuur, landschap, watersysteem, Hotspots, doelsoorten, gebiedsgericht beleid, streekplannen,
deelstroomgebieden.

Rapport:
http://documents.plant.wur.nl/pri/rap_vereijken/Rapport_109_Total_nieuw.pdf

Boomblad, 18e jaargang nr.1, maart 2006,pag. 12-15
Hier valt het volgende te lezen: "De aanbevelingen van Vereijken zijn niet goed gevallen bij opdrachtgever MNP (Milieu- en Natuur Planbureau). Plant Research International heeft het rapport daarom zelf uitgegeven".

Opmerkelijk. Je geeft opdracht voor een onderzoek en wilt vervolgens niet met de resultaten geconfronteerd worden. Zelf heb ik zo ook mijn twijfels over het EHS denken maar dan op geheel andere wetenschappelijke inzichten gestoeld. Natuurgebieden moeten met elkaar verbonden worden zo is het adagium. Denk aan ecoducten over snelwegen e.d. Dit is goed voor de soort want er wordt genetisch materiaal gewisseld en voorkomt inteelt. Maar hoe groot is die inteelt problematiek dan wel? En zou hij niet op een andere wijze aangepakt kunnen worden. Je zou bijvoorbeeld enkele dieren van de ene kant van de snelweg kunnen vangen en ze naar de andere kant van de snelweg overbrengen. De vraag is dan hoe vaak je dit moet doen. Eens in de 100, 1000 of 10.000 jaar? Belachelijk zo'n lange termijn! Niet in de populatiegenetica. Duizend jaar is in populatiegenetische termen niets. Dit zou een aardige vraag zijn voor collega's van de Animal Science Group (ASG) van Peter Vereijken. De vraag zal overigens niet gesteld worden want het antwoord zal nog minder bevallen dan de inzichten van Vereijken.

dinsdag, maart 21, 2006

 

Boeren staan met rug tegen de muur

Oosterhout creëert een sterfhuisconstructie voor haar agrarische sector. Door het op grootschalige wijze leggen van de WVG op agrarische gronden bij Dorst en Oosteind worden boeren in de tang genomen. En dat voor bouwplannen die op zijn minst discutabel zijn.

Gerard Donkers en Gerard Peeters van de ZLTO in Oosterhout. Dat vinden veehouders Gerard Donkers en Gerard Peeters van de ZLTO in Oosterhout. Beiden zijn naar eigen zeggen slachtoffer van het lokale WVG-beleid (Wet Voorkeursrecht Gemeenten) dat Oosterhout het recht geeft als eerste in aanmerking te komen voor de aankoop van gronden.

„De WVG strookt niet met de regels van de vrije markt“, zegt Donkers. „Die kwestie zou eens in de politiek aan de orde moeten komen“, vervolgt hij.Donkers zit met zijn varkenshouderij aan de Ter Horst net buiten het dorp Oosteind. Het bedrijf ligt parallel aan de A27. De gemeente heeft zich het recht voorbehouden om als eerste een deel van zijn grond aan te kopen om er een nieuw bedrijfsterrein te vestigen. Dat plan maakt deel uit van het grootschalige conceptplan Oosterhout-Oost dat voorziet in geclusterde woningbouw en de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen in het buitengebied van Oosteind. In Oosteind en omgeving bestaat veel weerstand tegen het plan. Zowel bij agrariërs als burgers.Donkers spreek van een sterfhuisconstructie. Volgens hem kunnen de boeren door de planvorming geen kant meer uit. „In het WVG-gebied bij Oosteind zitten sowieso al acht varkenshouderijen, maar ook rundveehouderijen hebben hier mee te maken. Alles bij elkaar gaat het om veertig bedrijven als je zowel naar Dorst en Oosteind kijkt.

De gemeente wil de varkenshouderijen weg hebben. De rundveebedrijven moeten zich van de gemeente ‘verbreden’, maar dat willen de meeste niet“, zegt Donkers.Met ‘verbreden’ bedoelt Donkers dat deze veehouderijen zich naast de kernactiviteiten ook bezig moeten houden met nieuwe activiteiten. Dat kan van alles zijn, zoals bijvoorbeeld educatie en kaasverkoop. Alles wat maar te bedenken valt, als de kernactiviteit er maar mee ontlast wordt. Donkers had er vrede mee kunnen hebben als hij maar een alternatieve locatie voor zijn bedrijf kreeg aangeboden. Maar daar zou geen sprake van zijn. Niet dat hij nu halsoverkop weg moet, maar als er geen opvolger komt is hij wellicht de laatste varkensboer aan de Ter Horst.Voorzitter Peeters van de ZLTO zit met zijn melkveebedrijf aan de Groenestraat in Dorst.

Ook hij heeft te maken met de WVG. In Dorst moeten drie- tot vierhonderd nieuwe woningen komen. „Als ze straks maar een stuk van mijn bedrijf kopen? Wat moet ik dan? Uitbreiden aan een andere kant van mijn perceel kan niet en verhuizen is in dat geval ook geen optie. En de gemeente biedt niets aan. We staan met de rug tegen de muur“, zegt Peeters.Hij wijst op een ander belangrijk punt. „De gemeente gaat er van uit dat de boeren er wel mee zouden willen stoppen, maar die willen dat helemaal niet. Ik heb er zelf bewust voor gekozen om boer te worden. Net als de meeste boeren hier in Oosterhout ben ik goed opgeleid. Ik kan wel wat anders gaan doen, maar dat wil ik niet“, zegt hij.Allebei zetten ze vraagtekens bij de financiële haalbaarheid van de bouwplannen bij Dorst en Oosteind. En ook de noodzaak stellen zij ter discussie.

Donkers: „Zijn die bedrijventerreinen en woningen echt nodig? Als je alle plannen ziet die er in Brabant zijn dan vraag ik mij dat af.“ Peeters vult hem aan: „En dan nog. Kijk eens wat Oosterhout heeft gedaan met Weststad III. Al die ruimte voor maar enkele bedrijven zoals Ikea. Dat bedrijf neemt zoveel ruimte in beslag en hoeveel mensen werken er? Wat zijn we daar nou eigenlijk beter van geworden?“Donkers en Peeters zien de toekomst somber in. Juridische wegen bewandelen om de bouwplannen tegen te houden, zien zij als onhaalbaar. De agrariërs hebben daar simpelweg geen tijd voor. Peeters: „Wat we kunnen doen is de gemeenteraadsleden wijzen op de dreigende problemen bij de boeren en de onzin van dat plan bij Oosteind. Want dat idee van die geclusterde woningen in een kleinschalig agrarisch landschap slaat nergens op.

Zo kunnen de agrariërs hun bedrijf niet draaiende houden. En dat is ook het wrange van de hele kwestie. Hier in Oosterhout zitten economisch gezien voornamelijk gezonde bedrijven. Die hoeven wat dat betreft helemaal niet te stoppen als de gemeente zou meewerken. Want dat is echt het grootste probleem: de mensen die beslissen over wat hier in Oosteind gebeurt, hebben geen gevoel bij het gebied.“Gerard Donkers wil daar nog iets aan toevoegen: „Er wordt te gemakkelijk verondersteld dat er steeds meer agrarische gronden vrij komen voor ander gebruik, maar ook dat valt nog te bezien. De huidige bedrijven kunnen het redden door verdergaande schaalvergroting. Daardoor verdwijnen er weliswaar bedrijven, maar de agrarische ruimte blijft nodig.

De gemeente Oosterhout staat hier niet bij stil. Zij kan ook meedenken met de boeren die willen uitbreiden. Nu doet zij aan een selffullfilling prophecy. De brochure Oosterhout-Oost heeft een hoofdstuk met de titel ‘Wonen, laat de tijd het werk doen’. Met andere woorden: laat de boeren maar vanzelf uitsterven.“ Gerard Donkers (links) en Gerard Peeters van de ZLTO in Oosterhout. Ze zien niets in de bouwplannen voor Oosteind en Dorst. BN-De Stem 21 maart 2006.

 

Brief Veerman

'Kansen voor het Platteland'

In de loop van de tijd heeft het Nederlandse platteland zich ontwikkeld tot een multifunctionele ruimte waar, naast agrarische productie, andere functies zoals wonen, werken, recreatie en natuur een prominente plaats hebben gekregen. Wat in Nederland nog als platteland wordt ervaren raakt in economische, maar in toenemende mate ook in sociale en culturele zin steeds meer verweven met de stedelijke agglomeraties.
Het kabinet ziet in Agenda voor een Vitaal Platteland voor het platteland als belangrijkste opgave 'het op samenhangende wijze combineren van een duurzame en concurrerende landbouw, een vitale natuur, een vertrouwd platteland en een duurzaam beheer en gebruik van water met de wensen van de burger op het gebied van wonen, werken en vrije tijd'.
In de context van het veranderde karakter van het Nederlandse platteland heeft het kabinet aan de Sociaal-Economische Raad (SER) advies gevraagd over de vraag hoe de overheid de economische ontwikkeling van het platteland het beste kan ondersteunen en de economische positie van het Nederlandse platteland verder kan versterken. Uitgangspunt hierbij was de voorwaardenscheppende en kaderstellende positie van de rijksoverheid en de uitvoerende en coördinerende rol van de decentrale overheden: 'decentraal wat kan, centraal wat moet'.

De SER concludeert dat het Nederlandse platteland tamelijk vitaal is, al kunnen er plaatselijk knelpunten optreden. Problemen als een tekort aan werkgelegenheid, woningnood of het verdwijnen van de laatste voorzieningen uit kleine dorpen wijzen volgens de SER niet zozeer op een structurele achterstand, maar op het onvoldoende benutten van specifieke kansen in een gebied. Verschillen tussen gebieden geven aan dat vitalisering van het platteland dan ook op gebiedsniveau moet worden aangepakt.

De SER wijst op het belang om simultaan de economische bedrijvigheid te stimuleren, de ecologische en landschappelijke kwaliteit te verhogen en de sociale leefbaarheid op het platteland te bevorderen, door combinaties van functies na te streven.

Niet alle functies zijn in hun eentje economisch rendabel. Voor een vitaal platteland moeten de verschillende actoren worden gemobiliseerd en belangen met elkaar in evenwicht gebracht. Daarvoor acht de SER (betrokken) ondernemerschap, een nieuwe bestuursstijl (gericht op kansen en op betrokken burgers) en gebiedsgerichte ontwikkelingsplanologie (meer ruimte voor maatwerk en multifunctionele oplossingen) nodig.

Naar het oordeel van de raad is de vitaliteit van het platteland een verantwoordelijkheid voor de overheid als geheel - en dus ook voor andere departementen en bestuurslagen. Plattelandsbeleid op rijksniveau is kabinetsbreed beleid. 'Den Haag' zou geen aanleiding moeten geven voor de gedachte dat het platteland voor de ontwikkeling van de Nederlandse economie van ondergeschikt belang is.

Het kabinet is in algemene zin verheugd met de ondersteuning door de SER van het reeds ingezette plattelandsbeleid van het rijk, zoals dat is uiteengezet in Agenda voor een Vitaal Platteland en het bijbehorende Meerjarenprogramma: eerste verantwoordelijkheid voor ondernemers en burgers, denken in kansen, uitgaan van de bijdrage van het platteland aan de ontwikkeling van de Nederlandse economie, kiezen voor een integrale gebiedsgerichte aanpak binnen nationale en provinciale beleidskaders en ruimte geven aan ondernemerschap en aan andere initiatieven die bijdragen aan de vitaliteit van het platteland. In het vervolg van deze kabinetsreactie wordt nader ingegaan op de afzonderlijke onderdelen van het advies.

De verschillende functies van het platteland

Het eerder geschetste veranderende karakter van het platteland komt tot uiting in het relatieve belang van de verschillende functies op het platteland. De SER meldt dat het platteland van de toekomst niet alleen de weerspiegeling is van boeren en andere plattelandsbewoners, maar van de activiteiten en behoeften van alle Nederlanders. De SER gaat ervan uit dat het landbouwareaal in de komende periode af zal nemen om ruimte te scheppen voor andere functies. Dit beeld wordt ook bevestigd door de studie 'Waar de Landbouw Verdwijnt' van het Ruimtelijk Planbureau. De omvang en de kwaliteit van dit areaal zullen vooral worden bepaald door de wijze waarop aan de ruimteclaims voor de andere functies tegemoet zal worden gekomen. De vitaliteit en de ruimtelijke kwaliteit van het platteland zal bepaald worden door het evenwichtig ruimte bieden aan de verschillende functies om in de behoefte van de Nederlandse bevolking te voorzien.

De SER is echter van mening dat het ontwikkelen van functiecombinaties - zowel in het gebruik van de ruimte als in het aanbod van diensten en voorzieningen - veel kansen biedt. Daarbij zijn behalve de klassieke functie van het produceren van voedingsmiddelen ook energieproductie, grondstoffenproductie, recreatie, waterberging, natuur- en landschapsbeheer, milieudiensten en mogelijkheden voor verschillende ontspanningsvormen aan de orde. De SER stelt voorts voor dat in regionaal verband naar de planologisch gezien optimale locaties van de verschillende functies moet worden gezocht. Dat geldt voor functies zoals voor wonen en werken.

Het gegeven dat het platteland verschillende functies kent, brengt automatisch met zich mee dat er verschillende partijen met verschillende belangen actief zijn. De SER merkt op dat alle betrokken actoren moeten worden gemobiliseerd en dat de - soms tegenstrijdige - belangen met elkaar in evenwicht dienen te worden gebracht. Hiertoe zijn volgens de SER vooral (1) ondernemerschap, (2) een nieuwe bestuursstijl, (3) gebiedsgerichte ontwikkelingsplanologie en (4) het mogelijk maken van concrete functiecombinaties nodig.

In Agenda voor een Vitaal Platteland en in de Nota Ruimte worden mogelijke functiecombinaties benoemd. De verbreding in de landbouw is daar een goed voorbeeld van. Hierbij valt te denken aan de combinatie van landbouw met agrarisch natuurbeheer, energieopwekking, recreatie en toerisme, detailhandel, horeca, en de opvang van zorgbehoevenden.

Ondernemersschap

De SER ziet twee dimensies bij het begrip 'nieuwe economische drager', namelijk het genereren van (niet volstrekt) nieuwe economische activiteiten om het voorzieningenniveau en de werkgelegenheid op peil te houden (door het stimuleren van ondernemerschap) en het genereren van economische activiteiten voor de vernieuwing van de kwaliteit van het landschap.

Het kabinet stelt in Agenda voor een Vitaal Platteland dat een vitale plattelandseconomie belangrijk is voor de Nederlandse economie en een levensvoorwaarde voor de leefbaarheid van gebieden. De economische bijdrage van onder andere landbouw, recreatie en toerisme is in de eerste plaats de verdienste van ondernemers. Uitgangspunt van de overheid is dat alle betrokken partijen - boeren en recreatieondernemers, landgoedeigenaren en dienstverleners - onder bepaalde randvoorwaarden in staat gesteld moeten worden bij te dragen aan een vitaal platteland.

Bij het vormgeven van de regelgeving en het aanbieden van faciliteiten, ook in de sfeer van kennis en innovatie, zal hiermee rekening worden gehouden. Het streven is erop gericht om de voorwaarden en vergoedingsgrondslagen voor ondernemersgerichte LNV-subsidies zoveel mogelijk in een integrale subsidieregeling samen te brengen: het zogenoemde Modulaire subsidiestelsel. Dit stelsel moet per 2007 in werking treden. Bij wijze van 'frontoffice' voor onder meer deze regeling wordt, ter facilitering van de ondernemer, het zogenoemde Ondernemersprogramma voor de plattelandsondernemer ontwikkeld. Dit is een elektronisch programma dat de ondernemer snel inzicht verschaft in de subsidies die voor zijn specifieke bedrijfssituatie relevant kunnen zijn. Hij kan het programma ook gebruiken om elektronisch een subsidieaanvraag bij het juiste loket in te dienen. Het programma geeft daarmee invulling aan de één-loket-gedachte. Het programma heeft in ieder geval betrekking op alle Europese en nationale subsidies die door LNV worden uitgekeerd, waarbij de ondernemer eindbegunstigde is. Het Ondernemersprogramma zal naar verwachting in 2007 een feit zijn. Mogelijk vindt in de toekomst een verbreding naar andere ondernemersgerichte overheidssubsidies plaats.

Nieuwe Bestuursstijl

De SER schrijft in haar advies dat het openbaar bestuur een nieuwe balans moet vinden tussen de klassieke beleidsbepalende en toezichthoudende rol van de overheid (government) en een meer stimulerende en ontwikkelingsgerichte rol (governance). Het advies toont verder dat initiatieven van ondernemers en ondernemende burgers vaak geremd worden door de veelheid aan benodigde vergunningen en de kosten die daar aan verbonden zijn.

Het kabinet is het eens met deze constatering van de SER. Waar regelgeving onnodig belemmerend werkt of vereenvoudigd kan worden, ligt er een opgave voor de verschillende overheden om zich gezamenlijk in te spannen om regelgeving op te heffen of aan te passen.
Het Rijk is bezig in het programma 'Andere Overheid' de werkwijze van de overheid zodanig veranderen dat de samenleving centraal wordt gesteld. De overheid gaat zich beperken tot kerntaken en zal deze taken beter uitvoeren: eenvoudiger, efficiënter, effectiever. Tegelijkertijd krijgen burgers meer mogelijkheden om naar eigen inzicht en met minder directe overheidsinmenging hun leven in te richten. Ook zullen burgers, individueel en georganiseerd, meer zelf moeten doen en minder op de overheid kunnen leunen. Deze vernieuwing van het openbaar bestuur en het verbeteren van de publieke prestaties is een verantwoordelijkheid van Rijk, uitvoeringsorganisaties, provincies, gemeenten en andere overheden samen. Het Rijk heeft hiertoe een actieprogramma opgesteld dat is gericht op een betere dienstverlening aan burgers en bedrijven, minder bureaucratie, minder regelzucht en een efficiëntere organisatie, zodat de overheid als geheel effectief kan optreden.

In het kader van Agenda voor een Vitaal Platteland zijn al de nodige ervaringen opgedaan met een interactieve bestuursstijl. Ik doel hierbij op de regionale werkplaatsen waarin twee zaken centraal stonden, namelijk het laten doordringen van geluiden van onderaf tot de Haagse en provinciale burelen, en het besef van de provincies en het Rijk voor de dagelijkse werkelijkheid vergroten. In een viertal gehouden werkplaatsen hebben de deelnemers oplossingen naar voren gebracht hoe hun streek in sociaal en in economisch opzicht verbeterd kan worden.

In het najaar van 2005 is voor de eerste maal in Nederland een plattelandsparlement georganiseerd. De initiatiefnemers, het Nationaal Netwerk Plattelandsontwikkeling en de Landelijke Vereniging van Kleine Kernen, beogen in een rechtstreekse ontmoeting tussen burgers, politici en bestuurders actuele knelpunten én mogelijke oplossingsrichtingen op de politieke en beleidsagenda's te plaatsen. Op basis van de ervaringen met het eerste parlement zal dit concept de komende jaren verder worden uitgewerkt. Het plattelandsparlement is nadrukkelijk een initiatief 'van onderop', maar wordt financieel en met denkkracht ondersteund door het rijk.

Het kabinet heeft onlangs ingestemd met een voorstel om de stankregelgeving te vereenvoudigen. Het voorstel geeft gemeenten de mogelijkheid om bij het verlenen van milieuvergunningen af te wijken van de maximaal toegestane geurhinder van veehouderijbedrijven. Gemeenten zouden dan per situatie de norm kunnen aanscherpen of juist versoepelen. Net als geluidshinder is ook stank een lokaal probleem, dat om een maatwerkoplossing vraagt.

Eerder dit jaar zijn pilots van start gegaan om ervaring op te doen met de invoering van de omgevingsvergunning. In samenwerkingsprojecten tussen verschillende overheden worden verschillende fasen van vergunningaanvraag en -behandeling doorlopen: van het aanvragen van informatie en het indienen van de vergunningaanvraag tot de behandeling, de vergunningverlening en de handhaving.

De vergunningenstelsels van alle overheden worden doorgelicht op noodzaak, mogelijke vereenvoudiging en proceduretijd. In dit kader wordt bijvoorbeeld onderzocht in hoeverre de vergunningen uit de natuurbeschermingswetgeving kunnen worden gekoppeld aan de omgevingsvergunning. Alle economisch relevante vergunningen voor het bedrijfsleven zijn met hetzelfde doel tegen het licht gehouden door een Task Force Vereenvoudiging Vergunningen, met deelname door het bedrijfsleven.

Het kabinet zet in op substantiële vermindering van haar eigen regelgeving en betere transparantie en uitvoerbaarheid van overblijvende regels. Administratieve lastendrukvermindering is ook een aandachtpunt voor andere overheden, inclusief de EU. De introductie van minder maar toegankelijker ondernemersloketten, meervoudig gebruik van gegevens, introductie van één bedrijfsnummer en de inzet van ICT zullen het gebruiksgemak van de rijksregelgeving en haar subsidiestelsel vergroten. Verder heeft het Rijk een meldpunt 'Strijdige Regels' geïntroduceerd voor alle mogelijke strijdige regels die ondernemers ondervinden.

Gebiedsgerichte ontwikkelingsplanologie

De SER zet in op een gebiedsgerichte benadering op decentraal niveau, binnen nationale en provinciale kaders, maar met voldoende planologische ruimte, waarbinnen geëxperimenteerd kan worden. Het komt er nu op aan deze taakverdeling tussen de verschillende bestuurslagen en verschillende partijen in praktijk te brengen.Decentralisatie van taken en verantwoordelijkheden (zoals tot uitvoering gebracht in het ruimtelijk beleid) dient gepaard te gaan met investeringen in de capaciteiten (bemensing en bewerktuiging) van decentrale overheden. De rijksoverheid moet volgens de SER daarvoor gebundelde middelen en expertise ter beschikking stellen.

Decentrale overheden moeten het vermogen hebben om daadwerkelijk integraal -dus geen verkokering van het beleid- en interactief beleid te voeren en de regie op zich te nemen bij de inrichting van het landelijk gebied. Dit vereist binnen gemeenten en provincies een cultuur van denken in kansen en openstaan voor initiatieven van onderop. Daarnaast is een goede samenwerking noodzakelijk tussen gemeenten onderling, en tussen gemeenten, provincies, Rijk en waterschappen.

Bij decentralisatie van taken en verantwoordelijkheden hoort ook decentralisatie van middelen. Gemeenten moeten bij de uitvoering van hun taken dan ook zelf keuzes kunnen maken en zelf middelen kunnen genereren.

Het kabinet onderschrijft de aanbevelingen van de SER aan het openbaar bestuur bij het vinden van een nieuwe balans tussen de klassieke sturende rol en een meer stimulerende en ontwikkelingsgerichte rol voor het landelijk gebied.

Deze punten zijn geheel in overeenstemming met de systeemafspraken over een nieuw financieringsmodel: het Investeringsbudget landelijk gebied (ILG). In dit nieuwe sturingsmodel is, meer dan nu al het geval is, een regisseurrol voor de provincies weggelegd bij de gebiedsgerichte realisatie van het rijksbeleid voor het landelijk gebied. Het Rijk gaat sturen op hoofdlijnen en toetsen op resultaat. Dit vereist een formulering van rijksdoelen op hoofdlijnen waarop het Rijk wil sturen en een weergave van de beschikbare rijksmiddelen voor de I LG-periode 2007-2013. Het Rijk tracht op deze wijze meer initiatief in de gebieden los te maken.

Het kabinet kiest voor een op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Gemeenten en provincies worden nadrukkelijk uitgenodigd om middels een integrale aanpak de kwaliteit van gebieden als geheel voorop te stellen en minder te richten op de verschillende sectorale doelstellingen afzonderlijk. Via een aantal pilots wordt momenteel ervaring met ontwikkelingsplanologie opgedaan. Een aantal gemeentes wil zich opstellen als partner van ondernemende mensen en bedrijven teneinde de ruimtelijke en economische potenties te benutten, de gebiedskwaliteiten te verbeteren en tot regionaal maatwerk te komen. Het kabinet wil de obstakels die deze aanpak in de weg staan uit de weg ruimen, tenzij er nationale belangen in het geding zijn. Met de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening en het grondbeleidsinstrumentarium wordt daarnaast beoogd goede voorwaarden te scheppen. Het kabinet stimuleert verbetering van gebiedskwaliteiten via subsidies aan gemeenten voor het opstellen van Landschapsontwikkelingsplannen.

Concrete functiecombinaties mogelijk maken

Natuur- en landschapswaarden zijn onderdeel van de kwaliteiten van gebieden. Natuur en landschap zijn in belangrijke mate collectieve goederen. De waarden van natuur en landschap komen meestal niet via marktmechanismen tot uiting. Via twee wegen zijn er volgens de SER arrangementen op te stellen die multifunctionaliteit kunnen versterken. Namelijk het investeren in natuur- en landschapswaarden in het kader van gebiedsgerichte ontwikkelingsplanologie en het beheren van natuur- en landschapswaarden door boeren, landgoedeigenaren en andere private partijen. Voor het laatste arrangement pleit een 'marktprijs' voor groene diensten.

Het budget dat het Rijk beschikbaar stelt zal in de meeste gevallen niet volledig voorzien in de kosten die nodig zijn om de rijksdoelen te realiseren. Voor wat betreft de rijksdoelen die zijn opgenomen in het ILG zullen de provincies dan ook moeten zorgen voor cofinanciering. De provincies zijn met de komst van het ILG verantwoordelijk voor het verkrijgen van de benodigde bijdragen van gemeenten, waterschappen, organisaties, private financiers en de Europese Unie.

Hoewel de provincies in deze afhankelijk zijn van het daadwerkelijk beschikbaar stellen van middelen door derden, gaan de provincies hiertoe wel een resultaatverplichting aan en worden door het Rijk aangesproken als cofinanciers in gebreke blijven. Het is daarom zaak dat de provincies in een vroeg stadium afspraken maken met de beoogde cofinanciers om de bijdrage van derden veilig te stellen. Opname hiervan in de provinciale MJP's en in de ILG-overeenkomsten voorzien hierin.
Het kabinet onderschrijft echter volledig de gedachte van de SER dat boeren en andere landeigenaren een belangrijke functie hebben in het vitaal houden van het fysieke platteland. Het natuur- en (cultuur)landschapsbeheer is bij hen in goede handen. Ook kunnen zij een bijdrage leveren in de toegankelijkheid van het platteland. De vergoeding van deze 'groene diensten' is nu nog gebaseerd op het 'agrarisch productieverlies'.

In EU-verband wil ik ervoor pleiten de vergoedingen voor deze diensten te laten bepalen door het vraag-en-aanbod mechanisme.

Het Nederlandse Platteland en de Europese Ruimte

De SER noemt het EU-Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2) een substantiële financieringsbron. Ze stelt ook dat de verdeling van de middelen voor diversificatie van (activiteiten op) het platteland gericht moet zijn op doelmatigheid en doeltreffendheid bij het duurzaam vergroten van de maatschappelijke welvaart. De SER ziet een belangrijke rol voor de Leader-benadering weggelegd om met het POP2 bij te dragen aan het bevorderen van vernieuwend ondernemerschap en betrokken burgerschap.

Samen met enkele andere departementen en met de provincies wordt het nieuwe programma voor plattelandsontwikkeling in de periode 2007 - 2013 (POP2) voorbereid. Het kabinet kan het advies van de SER over de richting van deze invulling volledig onderschrijven. Een belangrijke ambitie van alle betrokkenen is om het POP2 minder complex te maken dan het huidige programma. De Agenda voor een Vitaal Platteland, de Nota Ruimte, de nota 'Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur' en de nota 'Kiezen voor Landbouw' zijn voor het Kabinet daarbij de kaders.
Het kabinet is met de SER van mening dat de Leader-benadering een geschikte wijze is om betrokkenheid van de belanghebbenden in het betreffende gebied te stimuleren. Het nieuwe POP2-programma zal dan ook zeker de Leader-benadering toepassen. Ook via de maatregelen die voor de drie inhoudelijke doelen beschikbaar zijn, is het kabinet van mening dat vernieuwend ondernemerschap en betrokken burgerschap ondersteund worden.

De Leader benadering wordt concreet toegepast door het proberen uit te lokken van innovaties bij: (1) (agrarische en recreatie)ondernemers; (2) in gebiedsprocessen (nieuwe arrangementen, ook in relatie met de stad) (3) binnen de overheid (samenwerking, werkwijze, dienstverlening) en (4), tussen publieke en private partijen, met meerwaarde voor de vitaliteit van plattelandsgebieden. Een voorbeeld hiervan is het verder ontwikkelen van de kansenkaart Vitaal Platteland.

Het pleidooi van de SER dat de verdeling van de middelen voor diversificatie gericht moet zijn op doelmatigheid en doeltreffendheid bij het duurzaam vergroten van de maatschappelijke welvaart wil het kabinet doortrekken naar alle doelen van het programma. Dus ook naar het versterken van de concurrentiekracht van de land- en bosbouw en het beheer van het platteland. De eerder beschreven druk op de land- en tuinbouwsector geeft het kabinet aanleiding tot het versterken van de sector, met name de innovatieve kant ervan. Het kabinet is voornemens daar onder andere kennisbudgetten voor in te zetten.

Tot slot

Het SER-advies is een inspirerend advies en een ondersteuning van het kabinetsbeleid, dat ook aan de inspanningen van provincies en gemeenten de nodige stimulansen kan geven. Het kabinet is voornemens om de voorgestelde acties verder uit te werken waar met name in de regionale insteek zal worden versterkt door een samenwerking tussen mijn departement, provincies en de provinciale afdelingen van de SER met als doel de SER-adviezen - ondernemerschap bevorderen, een nieuwe bestuursstijl, gebiedsgerichte ontwikkelingsplanologie en het mogelijk maken van concrete functiecombinaties - nog meer in praktijk te brengen. Deze op de regio gerichte partijen zijn van essentieel belang om het waardevolle advies 'Kansen voor het Platteland' op regionaal niveau goed te laten doorwerken.


De minister van Landbouw, Natuuren Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman

 

Baliebouwvergunning

Boekel kiest voor baliebouwvergunning

's Morgens naar het gemeentehuis, 's middags een bouwvergunning. Het lijkt onmogelijk, maar in het Brabantse Boekel is dit sinds kort realiteit. Ruimteforum sprak met André van der Vleuten van de gemeente Boekel over gevolgen voor de gemeentelijke organisatie van de zogenaamde baliebouwvergunning.

Niet iedereen was direct enthousiast over het initiatief voor de baliebouwvergunning. Wat was voor u de voornaamste reden om toch door te zetten?Over het algemeen waren de reacties niet heel negatief, maar inderdaad, er zijn instanties die beren op de weg zien. Maar het probleem is: we hebben allemaal onze mond vol van deregulering, en desondanks worden er alleen maar nieuwe regels bedacht om tot deregulering te komen. En de regels die afgeschaft worden, zijn vaak de regels waar je als burger of als gemeenteambtenaar weinig mee te maken hebt.

Wij zagen dat we bij het verlenen van bouwvergunningen dubbel werk zaten te doen. Als architecten een bouwplan ontwerpen, dan toetsen ze dat zelf al aan de wetgeving. Dus wij hebben bedacht dat we het deel dat de architect doet, niet nog een keer hoeven te doen. Op die manier dragen wij ons steentje bij aan deregulering. We hadden ook een brief naar de minister kunnen sturen, maar we hebben voor een hands-on aanpak gekozen: wij doen wat wij kunnen doen.

Wat betekent de baliebouwvergunning voor de werkzaamheden van uw medewerkers ruimtelijke ordening?Voor de mensen die zich bezig houden met bestemmingsplanwijzigingen, verandert er niet zoveel. Want als het bouwplan niet past binnen het bestemmingsplan, dan gaat de baliebouwvergunning niet op. Maar de mensen van plantoetsing krijgen minder werk, omdat een deel van de toetsing komt te vervallen in de nieuwe aanpak. De uren die vrijkomen, kun je dus op een andere manier inzetten. De baliemedewerkers krijgen nu meer werkzaamheden, want die gaan bouwvergunningen afgeven. Maar dit alles past in de kanteling van onze gemeenteorganisatie: we gaan meer werkzaamheden naar de baliekant overhevelen. En waar nodig worden mensen bijgeschoold om andere werkzaamheden te kunnen doen.

U toetst bij de baliebouwvergunning niet zozeer de bouwplannen, maar u neemt de architecten in vertrouwen die de bouwplannen maken. Hoe gaat u misbruik van de geboden vrijheid voorkomen?Nou, we hebben dat dus niet 100% dichtgetimmerd. Als een architect besluit om een bouwvergunning aan te vragen voor veel meer bebouwing dan het bestemmingsplan toelaat, dan kunnen wij dat achteraf niet laten afbreken. Maar die architect wordt dan wel op het matje geroepen. In het ergste geval komen zijn plannen dan niet meer in aanmerking voor een baliebouwvergunning en dat kan hem klanten kosten. Bovendien kunnen wij er publiciteit aan geven dat hij de boel bewust heeft lopen flessen. Wij hebben het idee dat dat voldoende rem zet op rare acties van architecten. Als een opdrachtgever afwijkt van zijn bouwvergunning, dan geldt voor hem hetzelfde als voor ieder ander die dat doet; een extra bouwvergunning krijgen of de boel afbreken.

Wat is uw tip voor gemeenten die aan een soortgelijke aanpak denken?Wij dachten iets te snel dat we er wel klaar voor waren, maar achteraf zijn we eigenlijk wat te rustig van start gegaan. We moesten bij aanvang van de baliebouwvergunning wel even in een hogere versnelling om alles goed te laten verlopen. Intern moet je zorgen voor de vereiste papieren, je moet nieuwe taakverdelingen heel helder op papier zetten en je moet zorgen dat alle betrokkenen goed op de hoogte zijn. En je moet vroeg met de architecten om de tafel om goede afspraken te kunnen maken.
Het feit dat we wat te rustig van start zijn gegaan is ook een logisch gevolg van onze aanpak; we hadden alles tot in den treure kunnen dichttimmeren, maar zo werkt het niet. Je moet ergens beginnen, met de handen in de klei. De inspectie bouw- en woningtoezicht had bijvoorbeeld graag gehad dat wij de certificering van de archtitecten formeler aan zouden pakken. Maar wij hebben daar bewust van afgezien omdat we het eenvoudig wilden houden. Om met een initiatief als dit te beginnen, moet je natuurlijk wel samenwerken met de lokale architecten. Als zij zich aan alleen maar meer regels moeten houden, dan kun je helemaal niet van start. En dan schiet je je doel voorbij. Ons devies is dus: maak goede afspraken maar probeer niet alles af te dekken. Daarmee maak je het te moeilijk.

André van der Vleuten is senior medewerker VROM bij de gemeente Boekel. Mocht u hem naar aanleiding van dit interview iets willen vragen, dan kunt u hem bereiken via (e-mail) (andre.vandervleuten@boekel.nl)

Noot van de redactie: de Boekelse baliebouwvergunning geldt alleen voor individuele woonhuizen en voor kleinere bouwwerken die vallen onder de lichte bouwvergunning. Voor projectbouw en voor bedrijfsgebouwen is de baliebouwvergunning niet mogelijk. Overigens kan iedereen kiezen voor de traditionele procedure, want een baliebouwvergunning is niet verplicht. Website VROM.

 

Toezicht op RO

Preventief ruimtelijk toezicht naar provincies

Het rijk wil zijn toezicht op de doorwerking van het nationale beleid in de ruimtelijke plannen van provincies en gemeenten verminderen. Verder kunnen de provincies het rijkstoezicht op de doorwerking naar gemeenten zoveel mogelijk overnemen.

In een gemeentelijke en provinciale lijst wordt vastgelegd waar het rijk zelf nog toezicht op blijft houden. Deze aanpak is door het ministerie van VROM in een notitie vastgelegd. In het bestuurlijke overleg met minister Dekker (VROM) op 13 maart hebben IPO en VNG met deze aanpak ingestemd.

Over de verdere uitwerking is nog meer overleg nodig. Hierin wordt ook de toekomstige samenstelling van de Provinciale Planologische Commissies betrokken. Het IPO heeft deze punten in een brief aan minister Dekker vastgelegd. Klik hier voor de brief.
Bron: IPO Nieuws, 16 maart 2006

 

Ontwikkelingsplanologie

http://www.ruimtexmilieu.nl


Belangen, financiële risico’s en markt zijn in de ontwikkelingsturbo als relaties afgebeeld. Ze verbinden de drie P’s van ontwikkelingsplanologie: partijen, plannen en pecunia. Die verbinding komt tot stand door de vierde P: het proces.Ontwikkelingsplanologie is alleen tot een goed eind te brengen door een planmatige aanpak van het planningsproces. Het vereist een weldoordachte strategie bij de keuze van partijen, het samenbrengen van belangen, de realisatie van ruimtelijke en milieukwaliteit, de zoektocht naar investeerders en het aangaan van financiële risico’s.De elementen van de ontwikkelingsturbo zullen verschillende malen doorlopen moeten worden om tot het eindresultaat te komen: een rechtsgeldig ruimtelijk plan met een uitvoeringsprogramma en afspraken over de verdeling van de kosten. (bron: VROM, 2003)

Ontwikkelingsplanologie is een manier van werken die het uitvoeren van ruimtelijke plannen, visies en projecten centraal stelt. Kenmerken van ontwikkelingsplanologie zijn (VROM, 2004 en http://www.vrom.nl/pagina.html?id=10343):
werken vanuit een gebiedsgerichte aanpak, met als doel het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als geheel;
samenwerken en concrete afspraken maken met de betrokkenen;
de verschillende deelprojecten in samenhang uitvoeren, bijvoorbeeld via een uitvoeringsprogramma of een projectenenvelop. Website Milieu en Ruimte.

 

Confectiedorpen

Zet de rem op de Brabantse confectiedorpen

Brabantse dorpen groeien altijd op dezelfde manier: plak er maar een stukje
aan. Het wordt tijd voor een andere benadering, vindt Joks Janssen.

Nog niet zo lang geleden, toen minister Pronk zijn ideeën voor de inrichting van Nederland presenteerde, leek de wereld nog helder geordend. Het was het jaar 2000 en ieder dorp en iedere stad zou van een rode contour worden voorzien om daarmee de verstedelijking van het landschap tegen te gaan. Er leek algemene consensus over de voorgestelde scheiding tussen stad en platteland. Zo vanzelfsprekend als die gedachte toen was, zo snel veranderden de ideeën over de ruimtelijke ordening in de jaren daarna. De politieke omwenteling die door Pim Fortuyn in gang werd gezet, leidde ook tot radicale verschuivingen in de ruimtelijke ordening. De plannen van Pronk verdwenen met de komst van het kabinet Balkenende van tafel. Onder het motto 'centraal wat moet, decentraal wat kan', geeft minister Dekker in de Nota Ruimte (2004) veel meer ruimte aan provincies en gemeenten. De dorpen worden niet langer geconfronteerd met beperkende richtlijnen van de rijksoverheid, maar mogen bouwen 'voor eigen behoefte'.

Bedroevend niveau

Wat betekent deze verruiming voor de concrete bouwpraktijk in Noord-Brabant? Biedt de Nota Ruimte garanties voor het realiseren van ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid in de dorpen? Die vraag lijkt eenvoudiger gesteld dan beantwoord. Volgens mij zit de crux niet zozeer in de kwantiteit van de vermeende vraag naar landelijk wonen - die is geringer dan veelal gesuggereerd - maar eerder in de kwaliteit waarmee het aanbod wordt gerealiseerd. En juist op dat terrein doen zich de grootste problemen voor. Wie een tocht maakt door het Brabantse landschap, kan met eigen ogen aanschouwen dat de meeste dorpsuitbrcidingen vaak van een bedroevend niveau zijn. Ze duiken op de meest vreemde plekken op en lijken zich nauwelijks iets aan te trekken van hun omgeving. Ongeacht de kwaliteiten van een locatie, zijn de uitbreidingen altijd gelijk. En hoewel je zou vermoeden dat de eenvoud er regeert, wordt vaak naar ingewikkelde vormconcepten gegrepen: vreemde overgangen, veel versteende openbare ruime en weinig groene aankleding. Ook de grote bouwmassa's staan in geen verhouding tot de kleine kavels. De meeste dorpsuitbreidingen suggereren in hun architectuur streekgebondenheid, maar zijn in wezen onbepaald en seriematig. Het is de versteende psuedo-romantiek van het landelijke, dorpse wonen. Het beeld dat daardoor in veel gevallen ontstaat is een soort ‘confectiedorp', een dorp dat zich overal en nergens in het landschap had kunnen nestelen en opvallend veel gelijkenis vertoont met zijn soortgenoten. De huidige praktijk wordt gekenmerkt door ingesleten automatismen. De uitbreidingen van de dorpen vinden altijd plaats door 'aanplakken'. De Brabantse dorpen zijn er letterlijk en figuurlijk groot mee geworden. Bij een dorp zijn het tien woningen, bij een stad is het een nieuwe wijk. Principieel is er echter geen verschil. Niet alleen de wijze van verstedelijken, ook het programma vrijstaande eengezinswoningen - en het perspectief- eindeloze ; uitdijing - zijn in de stad en op het platteland hetzelfde. Daardoor wordt niet alleen onvoldoende ingespeeld op de steeds gedifferentieerder vraag van consumenten, maar ook op de specifieke kwaliteiten van de Brabantse dorpen en het landschap. Daarom is het hoog tijd voor een verandering in de wijze
van verstedelijken. Mijn voorstel is om - binnen speciaal daartoe aangewezen gebieden - te komen tot een omslag van deze 'aanplak'-stedebouw naar een meer kwalitatieve aanpak die gebaseerd is op hoogwaardige combinaties van landschapsontwikkeling én verstedelijking.
In de toekomst zal opnieuw ontworpen moeten worden aan landschappen, zodat er plekken kunnen worden gemaakt waar het wonen, net als vroeger, profiteert van de bijzondere eigenschappen van land en water. Er moeten weer nederzettingen ontstaan die karakteristiek zijn voor de manier waarop zij het landschap definiëren. Nu men de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied wil versterken en tegelijkertijd het landelijk wonen mogelijk wil maken, is het essentieel alternatieven te formuleren.

Radicaal

Als de aanplaktechniek bij dorpen steeds 'meer van hetzelfde' oplevert, dan is het zinvol andere benaderingen te testen, benaderingen die uitgaan van kwalitatieve groei. Daarbij hoeven radicale oplossingen niet te worden geschuwd. Waarom voegen we bijvoorbeeld niet alle Ruimte- voor-Ruimte kavels in Brabant samen en bouwen een nieuw reconstructiedorp? Net zoals in de vooroorlogse periode ook nieuwe nederzettingen zijn gesticht bij de ontginning van een landbouwgebied als de Peel. De overheid zou als opdrachtgever kunnen fungeren om nieuwe samenhangen tussen landschap en bebouwing te onderzoeken. Belangrijk daarbij is dat de achteloosheid waarmee nu met de dorpen wordt omgesprongen, wordt verruild voor een benadering die meer recht doet aan de ruimtelijke en culturele betekenis van zowel dorp als omliggend landschap. Door de lage dichtheden, kleine aantallen en de directe relatie met het landschap verschilt de stedenbouwkundige opgave in het landelijk gebied met die in stedelijke situaties. Op dit moment lijkt dat onderscheid in de praktijk echter nauwelijks serieus te worden genomen. Tijd dus voor een debat over hoe deze dorpse stedebouw vorm te geven.

Joks Janssen is stedenbouwkundige bij Telos, Brabants Centrum voor Duurzaamheidvraagstukken in Tilburg In zaal De Druiventros in Berkel-Enschot houdt het Centrum voor Architectuur en Stedebouw Tilburg vanavond (19.30 uur) een discussie-avond over dorps bouwen. Bouwplannen in Hilvarenbeek en Berkel-Enschot staan daarbij centraal. Brabants dagblad 21 maart 2006.

 

Voorzieningen in kleine kernen


De meningen zijn verdeeld. De Partij van de Arbeid wil een wet
die banken verplicht tot het leveren van diensten in kleine kernen. De bewoners regelen het liever zelf.

Moeten banken verplicht worden om in dorpen en stadswijken loketten open .te houden? 'Ja', zegt PvdAkamerlid
Ferd Crone. 'Nee', zegt Driek van de Vondervoort van de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen. 'Maak geen regels die banken een bepaalde dienstverlening opleggen, maar stimuleer de ontwikkeling van passende voorzieningen in dorpen.'

De Tweede Kamer bespreekt binnenkort het initiatiefwetsvoorstel van Crone, dat de toegankelijkheid en bereikbaarheid van de meest basale bankdiensten regelt. Crone constateert dat steeds meer banken kantoren sluiten en dat in de kantoren die open blijven steeds minder diensten worden aangeboden. Geldopname kan vaak nog wel bij een pinautomaat, maar veel mensen ervaren dit als onveilig of ingewikkeld. Crone wil deze ontwikkeling een halt toeroepen. Wat hem betreft mag de overheid banken voortaan verplichten in een bepaald dorp of een bepaalde stadswijk een bankloket open te houden, desnoods in de vorm van een gezamenlijk loket.

Dorpsbewoners ervaren al jaren dat winkels, scholen, bibliotheken en bankfilialen uit hun dorp verdwijnen. Ze merken dat verzet niet helpt, want deze voorzieningen verdwijnen toch. Wat wel helpt, is een actieve opstelling, waarbij dorpsorganisaties zelf het initiatief nemen, in contact treden met aanbieders van voorzieningen en in onderling overleg naar oplossingen zoeken die passen bij hun dorp. Zo zijn verspreid over het land nieuwe kleinschalige voorzieningen gerealiseerd, waarin verschillende organisaties onder één dak hun diensten aanbieden.
In wisselende samenstelling zijn hier bibliotheken, dorpshuizen, gemeenten, zorg- en welzijnsinstellingen en
commerciële partijen bij betrokken. Als een bank meedoet, is dat bijna altijd de Rabobank, die van oudsher een ondersteunende rol speelt in het dorpsleven.
Deze nieuwe voorzieningen compenseren de afname van het aantal bankfilialen op het platteland bij lange na niet. Maar het is de vraag of dat erg is. Dankzij de technologische ontwikkeling is de manier waarop mensen hun bankzaken doen drastisch veranderd. Bankieren kan thuis ook achter de pc, in winkels kan extra geld opgenomen worden en in steeds meer zorginstellingen zijn banken met servicepunten aanwezig. De technologie zal op den duur nog meer mogelijkheden bieden. Alleen al hierom is het niet verstandig nu een wettelijke regeling te maken, waarbij banken worden verplicht tot een standaarddienstverlening die bovendien stamt uit het verleden.

Daarnaast speelt er nog iets anders: de diversiteit van het platteland. Het ene dorp is het andere niet. Ze verschillen onderling sterk van omvang, bevolkingssamenstelling en bereikbaarheid. Dit maakt nogal uit voor de voorzieningen die het dorp nodig heeft. Dorpen zijn dus niet gebaat bij standaardmaatregelen, en gedijen als ze de ruimte krijgen om eigen oplossingen te zoeken. Oplossingen waarbij alle inwoners, maar ook alle aanbieders, waaronder de banken, hun actieve inbreng kunnen leveren. Op deze wijze ontstaat in de kernen een voorzieningenniveau op maat, afgestemd op de wensen van de inwoners. Het wetsvoorstel van Crone gaat voorbij aan de diversiteit van het platteland en de behoeftes van de bewoners. De kleine kernen stellen de aandacht van de Kamer voor de leefbaarheid van dorpen en de rol van de banken erg op prijs. Maar kies een andere aanpak. Maak geen regels die banken een bepaalde dienstverlening opleggen, maar stimuleer de ontwikkeling van passende voorzieningen in dorpen.
Verspreid over het land bestaan allerlei initiatieven om kleinschalige voorzieningen te maken, waarin ook banken
actief zijn. Stimuleer als overheid deze initiatieven en financier dit met het geld dat anders uitgegeven wordt aan de uitvoering van de wet-Crone. Een goed criterium daarbij is de betrokkenheid van de plaatselijke bevolking.

De Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen komt op voor de leefbaarheid van de dorpen en het platteland. Ze behartigt de belangen van circa 1200 aangesloten dorpsorganisaties. Driek van de Vondervoort is burgemeester
van de gemeente Boekel en daarnaast voorzitter van de LVKK. Financieel dagblad 15 maart 2006.

 

Toerisme in Landerd

Verwijsborden naar campings Landerd

Het Platform Toerisme Landerd wil dat er nog voor het toeristisch seizoen bewegwijzeringsbordjes naar de kampeerbedrijven in Landerd komen. Zowel aan de provinciale wegen als de gemeentelijke, wegen in Landerd komen borden te staan. Landerd is daarmee de eerste gemeente in de provincie Noord-Brabant die zo’n bewegwijzering heeft. Het toeristisch platform heeft voor het project zogeheten Ceressubsidie gekregen.

Het platform toerisme is sinds juli 2002 actief in Landerd. Tot nu toe heeft het platform een aantal projecten opgezet zoals een wandelknooppuntensysteem met kaarten en informatiepanelen. Ook is de fietsroute Bossche School ontworpen en is er een tuinenroute ontwikkeld. Onlangs heeft het platform toerisme een promotieplan laten opstellen met als titel 'Landerd kent vele smaken'. Volgens het platform is Landerd een te onbekend gebied op het terrein van toerisme en recreatie. Het platform denkt dat het niet in staat is om in zijn eentje Landerd als recreatiegemeente op de kaart te zetten.

Maashorst
Het promotieplan gaat uit van een aantal belangrijke waarden van Landerd als recreatiegemeente, zoals de afwisseling in landschap, het grote aantal verblijfsaccommodaties, de nabijheid van de Maashorst en Herperduin, de horeca en de Maashorstboeren. Bij de verdere promotie wordt Docus de Das als mascotte ingezet. Overigens wordt op dit moment ook gewerkt aan een promotieplan voor het gebied Maashorst. Dat plan zal overeenkomsten vertonen met het plan voor Landerd. Brabantsdagblad 11 maart 2006.

maandag, maart 20, 2006

 

Oud nieuws uit Schijndel

Al surfend over het internet kwam ik het volgende stukje tegen uit april 2005. Vier jaar vechten voor bouwvergunning

Zaterdag 2 april 2005 - ’Bedankt gemeente Schijndel. Pas vier jaar bezig en nu al een bouwvergunning.’ Met krijt is die tekst geschreven op een nieuwe schuttingmuur aan de Houterdsedijk in Schijndel. In Boekel krijgen burgers binnenkort in één dag een bouwvergunning maar in Schijndel, zo blijkt uit het relaas van het echtpaar Van der Mee, kan dat vier jaar duren.

Schijndel

Dertig centimeter hoog is de stapel papier. Bouwtekeningen en ambtelijke brieven. Ook de advocaat en de welstandscommissie nemen een deel van de stapel voor hun rekening. Van der Mee (44) en zijn vrouw (38) kregen op 1 mei 2001 de boerderij van de ouders van Kees aan de Houterdsedijk 4 in handen. Een tamelijk vervallen pand in het buitengebied. Bewoning zat er niet meer in. Daarom wilde het paar de boerderij slopen en daarnaast, wat verder van de weg, een nieuwe bouwen. Gesprekken met de gemeente op 5 juni, 15 en 22 augustus 2001 resulteerden in een excuusbrief. Daarin schrijft het hoofd van de afdeling ruimtelijke ordening van de gemeente dat het echtpaar bij die gesprekken ten onrechte op het verkeerde been was gezet. Want verteld was dat het huis wél naar achteren mocht en dat de schuren mochten blijven staan. Maar dat was dus niet zo. K. van der Mee: „Eigenlijk zouden alle schuren plat moeten. Daar waren we het niet mee eens.“

Eieren

De Van der Mee’s kozen vervolgens eieren voor hun geld en besloten het bestaande pand te verbouwen. „De enkelsteens buitenmuren moesten blijven staan. Door een stuk stal bij het woonhuis te trekken, was dat een goede oplossing. Maar voor die uitbreiding van woonruimte moest ik opnieuw schuren slopen. Onze suggestie: de zolderverdieping ongebruikt laten en dat deel bij de woonruimte beneden voegen. Maar dat wilden ze óók niet“, roept Van der Mee in herinnering. Het echtpaar moet af en toe diep nadenken om alle stappen in het proces weer voor de geest te halen. Het gemarchandeer over nota bene een vergunningsvrije uitbreiding, het gemier over het dak op dat aanbouwtje waar ook het Brabants Heem zich mee bemoeide, de schuren die eerst wel en later weer niet mochten blijven staan en andere zaken. De hoofdzaak van hun grieven heeft betrekking op één onwillige ambtenaar. Die man zou volgens het echtpaar telkens met nieuwe eisen zijn gekomen en zich bepaalde afspraken later weer niet herinneren. Brieven van hun advocaat en bezwaarschriften hielpen niet of nauwelijks. Termijnen waarin de gemeente verplicht is te antwoorden op verzoeken werden meerdere keren grof overschreden, zo blijkt uit het dossier. „Vier keer hebben we compleet nieuwe tekeningen laten maken“, telt H. van der Mee voor. Haar man kocht stalen spanten om het nieuwe dak op de bestaande, gammele buitenmuren te funderen. De fundering voor die spanten is ook al gestort. Maar het einde van het liedje, na interventie van burgemeester H. Opsteegh, is dat na vier jaar strijd de vergunning onlangs alsnog op de deurmat viel. Het hele pand mag plotseling plat, de muren opnieuw opgemetseld en twee oude schuren worden gesloopt. De spanten heeft Van der Mee dus voor niets gekocht en het beton voor niets gestort. Ergernis en frustratie ebben na. „Van de gemeente verwacht je medewerking. Wij zijn jaren aan het lijntje gehouden en tegengewerkt“, reageert een gebelgde Van der Mee. Wethouder G. Wouters (SP, ruimtelijke ordening) zegt dat vier jaar voor een vergunning niets zegt. „Het ligt er aan wat je vraagt. Van der Mee vroeg iets wat niet kon. Dat heeft hij van begin af aan van ons te horen gekregen.“ Dat de bouwvergunning uiteindelijk wél verstrekt is, komt volgens Wouters door wijziging van beleid. „We gaan tegenwoordig anders om met voormalige agrarische gebouwen. Daarmee mogen ze zich in de handen wrijven.“ Dat Van der Mee overtollige bijgebouwen bij z’n boerderij moet slopen heeft te maken met provinciaal beleid, volgens de wethouder. „Beleid dat we van harte steunen.“
Het oponthoud met de bouwvergunning heeft het paar Van der Mee behoorlijk op kosten gejaagd:Advocaat: 5.000 euro.Architect: 10.000 euro. Spanten : 10.000 euro. Kees van der Mee is met het oog op de verbouwing twee jaar geleden half time gaan werken. Het salaris dat hij daardoor inleverde: 50.000 euro. Door het oponthoud met de bouwvergunning is de familie met dubbele woonlasten opgezadeld


This page is powered by Blogger. Isn't yours?